Archief Etcetera


In het theater moet de theatermaker de baas zijn. Niet de toeschouwer, niet de producent, niet de uitbater en niet de overheid: State of the union het Theaterfestival 2002



In het theater moet de theatermaker de baas zijn. Niet de toeschouwer, niet de producent, niet de uitbater en niet de overheid: State of the union het Theaterfestival 2002

In het theater moet de theatermaker de baas zijn. Niet de toeschouwer, niet de producent, niet de uitbater en niet de overheid: State of the union het Theaterfestival 2002

Daar gaan we dan. Ik hou een toespraak. Dit is de derde toespraak die ik hou in mijn leven. Ik ben 31 jaar. De andere twee waren op begrafenissen. En ze waren heel kort. Nu hou ik een toespraak die de 'State of the Union' wordt genoemd. Een vreemde naam vind ik. Moet ik me nu een president voelen? Moet ik me nu de president van de Verenigde Staten van Amerika voelen? Nee. Ik geloof niet dat dat de bedoeling is. Ik geloof dat het de bedoeling is dat ik met deze toespraak het theaterseizoen 2002-2003 open; een voorspel; een intro; een preludeachtig iets. Zoiets. In Amsterdam houdt ook iemand zo'n toespraak. Maar dat is een ander iemand dus hij of zij zal andere dingen zeggen dan ik. Dat geeft me wel een bepaalde vrijheid moet ik zeggen al is 't nadeel ervan dat het het allemaal ook wat vrijblijvend maakt. Hoe moet ik dat fatsoenlijk uitdrukken; tijdens het denken over deze toespraak bekroop mij keer op keer een gevoel van willekeur. In die zin dat ik steeds op de gedachte stuitte dat het er zo weinig toe doet wat ik zeg. En dat er al zoveel deuren openstaan en ik er vervolgens dus eigenlijk voor niets een trap tegen geef.

Wat moet ik zeggen? Niemand heeft me verteld wat ik moet zeggen. Ik mag het zelf weten. De enige voorwaarde is dat ik geen mensen uitscheld en/of belachelijk maak.

Dat zal ik dan ook niet doen. Als het me niet verboden was had ik het trouwens ook niet gedaan. Het is makkelijk mensen te veroordelen op wat ze doen. En ik heb er een hekel aan. Ik maak me er zelf regelmatig aan schuldig. Misschien juist omdat het zo makkelijk is. Je zet bovendien jezelf tegelijkertijd even in een heel gunstig daglicht omdat jij niet dat doet waarvan je de beschuldigde verwijt het wel te doen. En jezelf in een gunstig daglicht zetten is prettig. Je voelt je even heel goed. Beter dan de rest. Of in elk geval beter dan een hoop anderen. En dat is lekker.

Maar goed. Ik wil daar geen punt van maken. Wat ik ermee wil zeggen is dat het veroordelen van anderen of van de daden van anderen misschien wat ongepast is in de wereld waarin wij werken. Dan bedoel ik de theaterwereld, want dat is toch waarom we hier nu samen zijn; om iets over de theaterwereld te zeggen. Te horen. Te denken.

Ongepast, omdat die wereld zo klein is en alle mensen die in die wereld werkzaam zijn min of meer hetzelfde voor ogen hebben. We willen allemaal mooie voorstellingen maken. Mooi. Ontroerend. Aangrijpend. Tot nadenken stemmend. Grappig. En weet ik veel wat nog meer. Ieder doet dat op de manier die hem of haar ligt. Ieder doet dat vanuit zijn of haar visie met zijn of haar

middelen. Laten we elkaar daarin respecteren en niet veroordelen. Zo. Van dat onderwerp zijn we nu af. Ik geloof dat ik nu iets persoonlijker moet gaan worden en iets meer vanuit mijn visie moet gaan spreken. Niet om die visie op te dringen of zaligmakend te verklaren, maar om hem te delen. Zoals ik dat samen met mijn collega's met Dood Paard probeer en zoals ik het probeer in de teksten die ik schrijf voor anderen. Ik heb de wijsheid niet in pacht. Maar de schrale troost - of misschien het grote geluk - is dat niemand de wijsheid in pacht heeft. Dus kunnen we rustig onze visies delen en zien of daar wat zinnigs uit voortkomt zodat ons leven weer een beetje rijker wordt. In geestelijke zin, niet in materiële.

Daar gaan we dan.

Ik heb deze toespraak ingedeeld in een aantal hoofdstukjes. Nahja, hoofdstukjes; delen; kopjes weet ik veel. Laat ook maar zitten. Ten eerste wil ik wat woorden wijden aan

SPROOKJES

Sprookjes zijn voor kinderen zeggen ze. Maar als je het Nederlands woordenboek erop naslaat kom je erachter dat de echte betekenis minder voorspelbaar is dan je zou vermoeden. Het mooiste wat er staat, is een citaat van Cees Nooteboom (ik citeer een

4 • •• etcetera 83



gedeelte van dat citaat): 'Wat is een sprookje? Een verhevigde vorm van een vertelling, zoals een vertelling als het goed is, geen kopie, maar een verhevigde, uit zijn trage chronologie gerukte vorm van de werkelijkheid is.' Einde citaat. Zo klinkt het wel interessant. Maar daarop volgt de tweede betekenis: een leugenachtige vertelling.

Wat heeft dit met theater te maken. Het volgende. Denk ik. Vaak heb ik het gevoel dat theater gemaakt wordt alsof het erom gaat sprookjes te vertellen. En dan bedoel ik sprookjes in de tweede betekenis van het Nederlands woordenboek. Leugenachtige vertellingen. Theater probeert ons een wereld voor te schotelen die niets te maken heeft met de wereld zoals hij is. De wereld wordt geschetst als een soort Eldorado. Niet persé in de zin dat alles even mooi is, maar vooral in de zin dat alles logisch is. Elk gevolg heeft zijn oorzaak en elke oorzaak zijn gevolg. Op die manier wordt de wereld - en daarmee zeker ook de mens - voorgeschoteld als een logisch in elkaar zittend ding of wezen. De dingen worden overzichtelijk gemaakt. Iets wat sprookjes eigen is en zelfs essentieel voor ze is. De wereld en de mens worden versimpeld. Zoals er in ontelbare films wel eens een goede man was die een slechte man moest verhinderen zijn slechte plannen te realiseren. Zodat de goede man de goede mensen lang en gelukkig leven schenkt.

Ik zie in die versimpeling een gevaar voor het toneel. Gevaar is een groot woord, het gaat niet om explosieven of iets anders dodelijks. Maar een gevaar in de zin dat simpelheid - op dit sprookjesniveau - de norm dreigt te worden voor wat voor goed toneel moet doorgaan. Is dat een kwestie van vraag en aanbod? Vraagt het publiek om die versimpelde weergave van de wereld? Het is niet zo dat je die vraag letterlijk gesteld hoort worden. Zeker niet. Maar als je op kijkcijfers af zou gaan, toeschouwersaantallen, dat soort dingen, dan ontkom je er niet aan te concluderen dat het gros van de mensen kiest voor de sprookjes. De mensen kiezen voor amusement. Ze willen vermaakt worden. Kunst is een consumptiegoed geworden. Net zoals een banaan dat is. Of een ijsje. Je koopt het omdat je er zin in hebt, je koopt het omdat je even iets anders aan je kop hebt dan je werk. Op zich is daar niets ergs aan. Maar de tendens is dat de vraag de norm wordt. Dat de vraag het aanbod bepaalt. Bij bananen en ijsjes kan me dat niks schelen maar bij kunst en

in dit geval bij theater wel. Bovendien hapt de politiek gretig toe. Het lijkt erop dat de politiek het wel ziet zitten. Publieksopkomst wordt direct gekoppeld aan subsidietoekenning en zo dreigt het bestaansrecht van theatermakers direct gekoppeld te worden aan de bezetting van de tribune. Gevaarlijk, vind ik.

In de kunst, in het theater zou men niet moeten toegeven aan economische wetten. Hier zou men autonoom moeten blijven. Autonoom en authentiek. Ongeacht de vraag van het publiek. In het theater moet de theatermaker de baas zijn. Niet de toeschouwer, niet de producent, niet de uitbater en niet de overheid.

Maar ik dwaal af. Ik had het over sprookjes. Ik vind het jammer dat er zoveel sprookjes te zien zijn in de zalen. Ik vind dat heel erg jammer. En ik zou hier nu gebruik willen maken van mijn positie; de positie waarin ik kan zeggen wat ik denk. Laten we ermee ophouden. Laten we ermee ophouden de vertellingen leugenachtig te maken. Laten we ermee ophouden alles proberen logisch, inzichtelijk en begrijpbaar te maken. Dat is de wereld namelijk niet en de mens al helemaal niet.

Als je Nootebooms definitie van een sprookje in ere zou houden - en de boel dus zou verhevigen - zou je zelfs kunnen pleiten voor een overdrijving van de onlogica. Daar voel ik meer voor dan voor de vereenvoudiging. Ik ben er wel een voorstander van de dingen ingewikkeld te maken. Onoplosbaar. Als je dat in het theater doorvoert moet je zelfs Nootebooms definitie - hoe mooi die ook is - laten varen. Dan is er geen ruimte voor sprookjes. En ik geloof dat er in het theater geen ruimte zou moeten zijn voor sprookjes. In ieder geval niet in die tak van het theater waar men pretendeert met kunst bezig te zijn. Sprookjes zijn voor kinderen; laat dat vooral zo blijven. En als de kinderen ouders zijn geworden laat ze dan niet naar het theater gaan om geamuseerd of afgeleid te worden. Laten we geen theater maken om te voldoen aan de wens de boel te laten varen, de boel de boel te laten. Dat kunnen we overlaten aan de ijsjes en de bananen. Aan videotheken vol films die met geen ander doel gemaakt zijn dan af te leiden. Aan sportevenementen, aan casino's, aan veertig kanalen via de kabel of honderd via de schotel. Ik kan nog even doorgaan met deze opsomming, ik kan ook doorgaan. Naar het

CIRCUS

Mijn tweede 'hoofdstukje' noem ik 'circus'. Ook circus associeer ik met kinderen. Circus is voor kinderen. Ik herinner me dat, toen ik zelf klein was, ik uitermate opgewonden raakte alleen al bij het idee naar het circus te gaan. En de bezoekjes die ik heb gedaan aan de verschillende circussen in mijn leven hebben dan ook grote indruk gemaakt en staan in mijn geheugen gegrift als gebeurtenissen van mijn leven. Het circus is belangrijk. Het is belangrijk dat het bestaat. Net zoals het belangrijk is dat sprookjes bestaan en kermis bestaat. Het is belangrijk voor de kinderen op deze wereld.

Maar net zoals ik in sprookjes een gevaar zie voor het theater, zie ik dat ook in circus. En in kermis ook, maar daar wil ik later op terugkomen. Natuurlijk is circus op zich volkomen ongevaarlijk, maar ik wil ingaan op de metafoor die het circus kan zijn.

Een goede show van een goed circus met goede artiesten bestaat uit een opéénvolging van acts die bepaalde stemmingen teweegbrengen, afgewisseld met acts die een zo hoog mogelijke 'onmogelijkheidsgraad' hebben; in hoeverre je als toeschouwer denkt dat iets dat onder je ogen gebeurt onmogelijk is.

Ik signaleer een tendens in het theater; in het toneel dat gemaakt wordt door serieuze, nadenkende mensen met een geweten. Mensen met meningen die ze waardevol genoeg achten dat ze die kunnen delen, kunnen tonen. Creatieve mensen met originele ideeën waarvan ze denken, hopen, overtuigd zijn of vermoeden dat ze iets toevoegen aan de geschiedenis van de kunst. Die mensen. Mensen zoals wij. Mensen zoals ik. Mensen zoals jullie. Ik signaleer een tendens onder ons die me aan het circus doet denken.

En ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om te pleiten het circus met tenten te laten rondreizen en de kinderen het voornaamste publiek te laten zijn.

Toneel vind ik interessant als de toneelspelers een bepaalde kwetsbaarheid hebben. En dan bedoel ik dus juist niet de kwetsbaarheid van de leeuwentemmer. Ik bedoel niet de kwetsbaarheid van de trapezezwierster en niet die van de koorddansers. Vooral de laatste voorbeelden zijn tekenend; de kwetsbaarheid van deze circusartiesten is een fake-kwets-baarheid. Er hangt een heel groot, heel stevig, heel veilig net onder hen. Mocht het misgaan, mocht de act de soep in vliegen of mocht er wat dan ook op wat voor manier dan ook mis-

etcetera 83 OOO

5



gaan: de artiest wordt gered. Hem of haar overkomt niets. Ja, hij of zij staat voor lui. Want de act is mislukt. Maar hij of zij ligt wel veilig in het daarvoor geprepareerde net. Elke kwetsbaarheid is met voorbedachten rade uit de weg geruimd. Daar is zorgvuldig over nagedacht. Wat kan er misgaan? Dit-en-dat? Goed, dat lossen we dan zus en zo op.

Natuurlijk. Ik ben niet gek. Ik begrijp het ook wel. Deze mensen lopen het gevaar het leven te laten als het misgaat. Als ik als toneelspeler in een voorstelling iets onderneem waarvan achteraf geconcludeerd wordt dat het misplaatst was of zelfs 'dodelijk' voor die voorstelling op die avond zal ik toch zonder problemen de volgende dag mijn bed uitstappen. Mijn bed; niet één of ander ziekenhuisbed. Bovendien staat vast dat ik op zal staan. De koorddanser met zijn zeer hoge 'onmogelijkheidsgraad' zal wanneer hij zijn kwetsbaarheid niet heeft gefaked hoogstwaarschijnlijk zijn nek gebroken hebben. En verder nog van alles. Hoogstwaarschijnlijk zal hij dood zijn en dus nooit meer opstaan uit wat voor bed dan ook.

Maar ik heb me laten vertellen dat er heel erg weinig ongelukken gebeuren in het circus. Dat het tegenwoordig zelfs nooit gebeurt. Dat komt niet alleen door de netten volgens mij. Dat komt ook omdat de artiesten eindeloos gerepeteerd hebben. Ze hebben hun kunststukje tot in het uiterste van de perfectie ingestudeerd.

Ik heb vaak het gevoel dat als ik in een theater zit en naar een toneelvoorstelling kijk, dat ik in een tent ben. Met een ronde piste en een opeenvolging van acts; achter elkaar gezet door iemand die heel veel en heel snel praat. Iemand die heel geleerd doet en een zwarte hoge hoed draagt. Ik heb vaak het gevoel dat het circus in de stad is als ik naar de schouwburg ga. En dan ben ik helaas ook nog eens één van die kinderen die het circus op een bepaald punt in zijn leven wel gezien denkt te hebben. Ik geloof het wel. Ik geloof wel dat het allemaal onmogelijk is wat ze daar doen en de stemmingen die mij zouden moeten overrompelen beperken zich tot de uitleg ervan door de man met de zwarte hoge hoed. Ik voelde op een gegeven moment gewoon niets van de triestheid die in wit geklede clowns proberen teweeg te brengen. En er kon geen glimlach van af bij de Pipo's met hun flapschoenen en dopneuzen. Op een gegeven moment was het gewoon over. Het was uit tussen het circus en mij.

Eri ik zit in een theaterzaal en denk: is dit gemaakt om mij te laten vergeten?

En daar zit ik dan. In de schouwburg of in het kleine theater waar de onafhankelijken hun vertoningen openbaar maken. En ik voel circus. Ik voel de invloed van de zwarte hoge hoed; je ziet hem niet meer, maar hij is er nog wel. Hij heeft de acts achter elkaar gezet. En de acts zijn zeer zorgvuldig gerepeteerd en ingestudeerd. Zo zorgvuldig dat de kans dat er iets mis gaat gereduceerd is tot om en nabij nul. Het zijn trucs, grollen, grappen, effecten en stunts. Wilde dieren die heel braaf door brandende hoepels kunnen springen. Wilde dieren die getemd zijn. Trapezisten waarmee niets kan gebeuren omdat van begin tot eind hun veiligheid gegarandeerd is.

Ik zie toneelspelers toneelspelen met zo een soort totaal ingebouwde tegennatuurlijke paradoxale veiligheid. Paradoxaal is misschien nog wel het best gekozen woord in deze context. De spanning die je als kind voelt als de trapezist de lucht in vliegt is spanning die gaat over misgaan. Als het misgaat, gaat het mis en dan gaat het vreselijk mis want de arme man of vrouw zal 't niet overleven. De spanning wordt paradoxaal want je voelt hem nog steeds; hij is alleen niet spannend. Hij slaat nergens op omdat er niets mis kan gaan.

De toneelspeler komt op en je ziet hem of haar acteren met de gedetermineerdheid van de trapezist; ik ben goed, ik heb alles onder controle, ik doe iets wat heel moeilijk is en wat niemand anders kan. Soms zul je zelfs denken dat het onmogelijk is wat ik je laat zien. Hihihihihi. Stel dat het wel misgaat, dan heb ik een net. Dat vangt me op. En iedereen zal denken dat het erbij hoort. Onderdeel van de act. Heel knap, heel leuk, heel origineel.

En dan zou ik - zoals ik al aankondigde - het nog even willen hebben over

KERMIS

Kermis is voor kinderen. Zeggen ze. Kermis roept bij mij alleen niets dan slechte herinneringen op. De draaimolens met hun paardjes en hun 'hort-sik-hort-sik-hort-sik'-deuntjes zijn voor iedere peuter/kleuter een avontuur op zich. Een moment dat de dagelijkse sleur - die je dus zelfs als kind kennelijk al ervaart - doorbreekt. Natuurlijk; kermis was best leuk. Toen. Heel even.

Maar vervolgens werden de draaimolens verruild voor Wall of Death, The Ham-mer, The Rollercoast en blablabla doltollende Octopussen, op en neer glijdende Rupsen en ander misselijkmakend geweld dat als amusement verkocht wordt. Het deuntje dat ik nu hoorde, hoorde ik alleen, dat was exclusief. Dat zat namelijk in mijn kop. Toch was het veel luider dan de honderd hits die je tegelijkertijd vanuit alle windrichtingen je oren in geschald kreeg. Het deuntje was het 'word-sick-word-sick-word-sick' deuntje.

Ik kwam al die machines groen uit om vervolgens op een stoep te gaan zitten, adem proberen te halen en over te geven.

Als beginnend puber heb ik de kermis nog wel eens de kans gegeven. De machines ontwijkend op zoek naar de leuke meisjes die je op school niet aan durfde te spreken. Maar ik gaf het snel op. Het was mijn glas tequila niet. De kermis met zijn lichtjes en herrie, met zijn kiertjes en muurtjes, met zijn voor- en zijn achterkant. De laatste keer dat ik op de kermis was is nu dus ongeveer zeventien jaar geleden. Nu ga ik naar het theater. Ik ga naar toneel. En ik zie de lichten en ik hoor de muziek. En ik waan me weer op het dorpsplein tussen de andere dorpsbewoners. In de rij voor de muntjes van de botsautootjes.

Wat heeft kermis in godsnaam met theater te maken? Niks. Helemaal niks. Hoe komt het dan dat ik er zo regelmatig aan moet denken als ik in de zaal zit. Kermis is denk ik de meest op effecten gebaseerde vorm van amusement. Ik bedoel eigenlijk dat de effecten op de kermis zonder omhaal, zonder enige subtiliteit om je oren worden geslingerd. En niet één effect. Nee. Oh nee. Tien effecten. Honderd effecten. Duizend effecten. Zoveel effecten als we kunnen betalen. Kermis is effecten. Het is niets anders. Het gaat nergens anders over.

Ik zit in het theater en ik heb het gevoel dat ik verleid word. Dat de voorstelling me probeert te verleiden. Daarvoor zijn alle middelen toegestaan en worden alle midde-

6

O O O etcetera 83



len gebruikt. Het is één groot spektakel geworden, maar de effecten worden gebruikt zoals op de kermis, niet om je iets te vertellen. De effecten zijn er omdat ze er zijn. Dat is wat het is. Het gaat nergens over en dat wordt verhuld met alle middelen die we kunnen betalen. Het is één grote kermis. Lichten, decors, choreografieën, geluidswanden, kleuren, suikerspinnen, lollies en oud-holland-sche spelletjes. Het is een andere wereld. Het is een sprookjeswereld in de slechtste zin van het woord sprookje.

Er zit geen enkele persoonlijkheid meer aan vast. Er komt geen persoonlijkheid bij kijken. Het is een formule. Een formule ter vermaak. Een formule die overal altijd dezelfde is. Die niets te maken heeft met wie of wat dan ook, die klakkeloos gekopieerd wordt en waarvan het enige doel is zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk te amuseren. De mensen mogen hun zorgen even vergeten. Ze mogen de wereld even vergeten. Ze mogen de draaimolen in. Ze mogen met grijpgraaiers kleine horloges proberen te vangen. Ze mogen draaien, botsen en vergeten.

En ik zit in een theaterzaal en denk: is dit gemaakt om mij te laten vergeten? Is dat het hele item? Is dat waar amusement over gaat? Is dat de neiging die je ziet in de kunst, in het theater. De neiging om toe te geven aan de commercie. Toe te geven aan die zogenaamde vraag. Die roep om amusement. Om roes. Om te vergeten.

Misschien is dat het wel ja. Misschien is het zo simpel. Ik denk dat theater gemaakt zou moeten worden om bewustzijn te creëren. Of om na te denken over iets. Of om op gedachten te komen die je nog nooit eerder had gehad. En ik denk dat theater niet het zoveelste pretpark moet zijn waar we naartoe kunnen om de wereld zoals die is even te kunnen vergeten.

Sprookjes. Het circus. De kermis. Allemaal vormen van kunst die vormen van amusement zijn geworden. Allemaal voor kinderen bedoeld en door volwassenen geconsumeerd. Allemaal met een serieuze kant die bijna onzichtbaar geworden is.

Metaforen voor theater. Voor toneel. Voor gevaren die ik zie in de tak van kunst waar wij ons mee bezig houden. Kanten, neigingen, signalementen - weet ik veel wat nog meer - ik voel het toneel die kant op gaan. Die kant van kunst-als-luxegoed, kunst-omdat-het-moet, kunst om even te vergeten. Even de boel de boel te laten. Even niet nu.

Even zitten. Even weg. Weg. Weg.

Maar het is makkelijker om te zeggen wat je niet wil of wat je niet aanstaat dan om te zeggen hoe je het allemaal voor ogen zou zien als de situatie ideaal zou zijn. Ik ben me ervan bewust dat ik dat niet heb gedaan. Ik zal wel iets proberen.

Toneel gaat in mijn ogen - alles wat ik zeg is volkomen subjectief en niets van wat ik gezegd heb is waar - toneel gaat over de wereld. Over de wereld en over de mens. En dat met al zijn gebreken en onvolkomenheden. De mens als angstig, emotioneel ploeterend, rationeel wrakkig wezen. Toneel gaat over de wereld; deze wereld; onze wereld. Onze wereld vol geweld, uitbuiting, misbruik, exploitatie, kolonisatie, terreur, onderdrukking, landmijnen, clusterbommen, vliegtuigen en wolkenkrabbers. Onze wereld vol idealen, dromen, baby's, liefdes, dieren, landschappen, vredesmanifestaties en vrijheidsverspreiders.

Die wereld. Die mensen.

Deze wereld. Deze mensen.

In het toneel zou er niet omheen gedraaid moeten worden dat dat is waar het over gaat. Dat het over ons gaat en onze omgeving. Dat wij verantwoordelijk zijn voor die omgeving en dat we die verantwoordelijkheid soms niet helemaal serieus nemen. Alsof wij het niet zijn. Alsof het onze wereld niet is.

Ik zou het mooi vinden als het toneel zich die verantwoordelijkheid meer zou aantrekken. Ik zou het mooi vinden als toneel - als onderdeel van de samenleving waarin wij samen leven - die verantwoordelijkheid meer naar zich toe zou trekken. Natuurlijk; niemand kan de dingen veranderen. Maar je kunt het toch wel proberen. En je kunt wel zeggen dat bepaalde dingen veranderd zouden moeten worden, ook al ben je niet bij machte ze zelf te veranderen. Ik zou het mooi vinden als toneel een bijdrage zou kunnen leveren aan het debat. Het politieke debat. Het economische debat, het debat over de democratie. Ik zou het mooi vinden als toneel een wezenlijk onderdeel zou zijn van die samenleving en niet iets wat eraan hangt. Iets archaïsch. Iets om die samenleving te vergeten.

Om dat te bereiken moeten degenen die toneel maken zichzelf wel serieus nemen. We kunnen niet onze gezichten de andere kant opdraaien en wegkomen met 'wij kunnen toch niets doen'. Want het is namelijk niet waar. Het is absoluut niet waar. We kunnen wel degelijk iets doen. Waarom zouden we hier anders zitten? Om onszelf te vermaken? Om ons van de straat te houden? Nee toch. Nee. Ik hoop het niet. Ik denk het niet.

We kunnen iets doen. We kunnen toneel maken. Laten we dat dan doen.

BINNENKORT: 2 UITGAVEN NAAR AANLEIDING VAN

20 jaar Etcetera

Van het kijken en van het schrijven. Teksten over theater Een 25-tal teksten van Marianne Van Kerkhoven Uitgave Van Halewyck, op initiatief van de Etcetera-redactie Presentaties op 8 november (Concertgebouw Brugge) en 12 november (Kaaitheater Brussel)

Etcetera 84: 20 jaar berichten over theater, dans, et cetera een driedubbeldik decembernummer met een selectie uit de voorbije 20 jaargangen i.s.m. uitgeverij Van Halewyck

etcetera 83 OOO 7


Development and design by LETTERWERK