Na een debat

Aloïs De Maeyer, 1933-11


Source

Tooneelgids, 1933-11-00 pp. 35-36


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Aloïs de Maeyer: De spreekkoren van G... 1934-11-20
  2. ◼◻◻◻◻ Jozef Boon: Spreekkoor en Massa-... 1937-07
  3. ◼◻◻◻◻ B. Gruwez: "Het spreekkoor" doo... 1933-04-01

Na een debat door ALOIS DE MAEYER

Zelfstudie, hoe grondig ook, dreigt zeer dikwijls vast te loopen in een eng gesloten kring door den aanvangskijk op een zaak alreeds beperkt. Alleen de discussie, d.w.z., gedwongen te worden door scherpe onwerpingen van anderen, tot dieper nadenken en zelfverantwoording, zal ten slotte helpen het eigen gedacht duideliker te omlijnen en de volle draagkracht ervan te omschrijven. Het kon dan ook niet beter treffen met de debatzitting van A.K.V.T.-Antwerpen, (Zondag 22 Okt.) nu dat Tooneelgids een reeks inleidende artikelen over het probleem 'Spreekkoor' had gegeven.

Het eigenaardige van die zitting lag wel hierin, dat ze "op een vraagteeken" geheven is geworden. Immers was er vrij wel akkoord bereikt over de bepaling die ik in 't begin van mijn artikelenreeks voorlegde en ook hier als inzet heb gebruikt; in den loop echter van het debat werd op zeer bizondere wijze het dramatische element onderzocht.

Vanaf het begin had de heer Geysen reeds onderlijnd dat ook hij de dramatische kracht als essentieel beschouwde. Hij trachtte de vraag scherper te stellen. Hij zag er niet in een conflict. Juister, dat conflict, voor hem, is niet op scène maar in hart en gemoed van ieder der toehoorders. Daar ligt volgens hem het verschil tusschen tooneel en spreekkoor, omdat, zegt ie, voor tooneel het conflict op scène is en daar wordt ontwikkeld; bij het spreekkoor alleen de dramatische kern wordt gegeveu en losgewikkeld! d.i. uitgestald en meegedeeld in zijn veelzijdigheid om zijn beslag te krijgen... in de zaal. Dat onderscheid nemen we zoo maar niet aan. Het conflict van hel drama-tooneel wordt, voor het beste deel, ook in de zaal afgespeeld. Intusschen wil Geysen in sprekkoor geen tooneel zien. Hoeft ook niet in strikten zin. Men speelt niet, men belijdt. Die tegenstelling sluit ten nauwste aan bij de gegeven bepaling. Voortgaande op de inzet van Geysen, was P. Boon geneigd "de tegenstrijdige kracht" van het podium weg te laten en weleerw. heer Bernaerts concludeerde dat ze wel niet meer mocht worden geduld of dat de bepaling "belijdenis" verviel. De vertolkers van het tegenstrijdige element " konden toch niet meenen wat ze moesten uitbrengen ". Zoo was het voor hen geen belijdenis meer, maar spel. De bepaling scheen in één van haar essentiëele bestanddeel en bedreigd. Ondertusschen had de heer Godelaine mijn antwoord op dat punt z'n volle beteekenis gegeven door te wijzen op de onoverkomelike dualiteit in den mensch. Het opgeworpen punt is van zeer groot belang om een juist inzicht op het spreekkoor te bereiken.

De voorbeelden die in het debat werden aangehaald, schenen uit te maken dat de aanwezigheid op scène van het tegenstrijdige element vrij algemeen remmend dreigde te werken. Men stelde een oplossing voor ; het tegenstrijdige element zou niet in eigen naam spreken, niet in de eerste persoon, maar steeds uitdagend tot het goede element. Dus niet : "wij volgen de vlag van opstand", maar : "gij zult die vlag volgen". Het lied van Tijl, in TIJL II, 2e bedrijf, dat als model werd aangehaald om de volle dramatische kracht, schoon besloten in eigen boezem, moest dan maar als "het" voorbeeld dienen. Wonder genoeg wordt die tekst weinig aangepakt. Dat zal wel om den geesteliken inhoud, zooals het nu het geval zal zijn voor "Een vlag waait open". Het probleem bleef een verder onderzoek overwaard. Mag in een spreekkoor de tegenstrijdige kracht veruitwendigd worden, zonder dat de esseutiëele beteekenis van "belijdenis" wordt verminderd of te niet gedaan; - of zouden we precies hier al een overgang "hebben naar wat in het Noorden groeit als leekenspel ?"

Ik meen dat die veruitwendiging er mag zijn; meer zelfs, dat de aanwending ervan nieuwe mogelikheden schept on noodig is om de dramatische kracht op te drijven.

Waar praktisch te kort wordt geschoten zal de fout telkens te ontdekken zijn in de materiele uitwerking, (dit geldt ook voor den heer Stalmans waar die meent dat beweging de kracht van het woord onderdrukt. Slechte beweging, ja; goed integendeel, roept ze het woord op in zijn emotieve kracht en voleindigt het.) de fout zal liggen, zeg ik, in den tekst, in den bouw van het koor. Over 't algemeen zal er te veel gezocht zijn naar speltooneel in plaats van de dynamiek op zich zelf te laten uitgroeien als " spel ". We hebben herhaaldelik gezegd : spreekkoor is propaganda, wervende belijdenis. Dat veronderstelt aan de uiterste grens een weerstand. Die weerstand moét overwonnen.

Tweedens gaat het in een spreekkoor om een "gemeenschapsgoed", dat eenerzijds bewust gedragen wordt door het ageerende koor anderzijds, minstens aanvankelik, aanwezig is bij het toehoorend publiek. De houding in of tegen een spreekkoor is niet deze van partij-kiezen; maar eenvoudig een "kleurbekennen". Erkennen of verwerpen. Maar het eene zoowel als het andere aanvaardt het fundamentele gegeven. Het gemeenschapsgoed krijgt zijn volle beteekenis. Daar is meer : het gemeenschapsgoed waar het uiteindelik om gaat, is de liefde van mensch tot mensch in het samen bouwen van den toren van geluk die voor ons, Katholieken, naar God toevoert. Zoodat breed gesproken alle spreekkoren rond één thema samen vloeien : liefde, het broeder-zijn van mensch tot mensch, in zijn veelzijdige mogelikheden. Derhalve in de verbondenheid tusschen zaal en podium steeds aanwezig, hoe zwak ook.

Niettemin blijft de weerstand waarvan hiervoor. Het zal dan voor de hand liggen dat die weerstand hoofdzakelik in eigen schoot moet worden gezocht. Het zullen twijfels zijn aarzelingen, belemmeringen, vooral door eigen tijdelijke, verkeerde geneigdheden, die we, krachtens de dualiteit-in-ons, toch allemaal kennen. "Het betere wil ik, en toch volg ik het mindere", zei ook reeds Sint Paulus, Het bewustzijn, hier veraanschouwelikt van dien weerstand, is geen afbreuk aan de belijdenis. Meenen de dragers dan niet wat zij als uiting van dien weerstand voorbrengen ? Toch wel; maar precies als " twijfel ", niet als uitgesproken aanhankelikheid. Dat is geen onverschillig iets. Ze weten dat ze dien weerstand meesleepen; dat juist die weerstand moet worden overwonnen; dat de wervende kracht, de tot-daad-aans pozende kracht van hun geloof en hun belijdenis die moét opheffen. Hun twijfel is het beeld van den weerstand dien ieder toehoorder op zijn beurt zal moeten overwinnen en de kracht daartoe moet uit de sterkte van geloof en liefde komen deze vertolkt in de belijdenis. Daarom ook moet de weerstand uitgeschakeld naar het einde toe en in totaliteit, d, ., niet voor een deel die overkomen en andere niet : de werfkracht is verondersteld absoluut; maar door de overgave van allen voor alles in het zegerijk gesteld zijn van het onoverwinnelike (of als zulkdanig beschouwd) beginsel. Het gaat om de broederliefde tusschen de menschen, en die is algemeen; de botsing komt uit geniepige eigenliefde.

Dat de aanwending van de aanschouwelikheid nieuwe mogelikheden schept, zal wel niemand ontkennen. Visueel alvast. Maar ook innerlik omdat de hoorders daardoor juist beter den strijd vatten die hier voor hen en in hen wordt geleverd. De heer Geysen had gelijk als ie zei, dat voor het spreekkoor, het conflikt in de zaal gebeurt.

Het aanwenden is zelfs noodzakelik om de dramatische spanning op te drijven. Strijd is leven; maar ook sterker dan dat. Zonder strijd is het alleen een platonisch belijden, geen wervend. Werven vraagt inspanning, is inspanning. Die inspanning wordt eerst dan vruchtbaar, wat zeg ik, gewoon werkelik waar de weerstand zich dreigend opricht.

Dat het niettemin vaak mis loopt, zal wel zijn omdat tegenstellige krachten worden aangevoerd, niet tegenstrijdige ofwel, dat de in-de-grond tegenstrijdige krachten tegenstellig worden opgebouwd. Ook nog dat de totaliteit van de wervende kracht wordt kapot gemaakt doordien een deel, laat ik zeggen, den oproep niet beantwoorden. Met een woord : er worden vertegenwoordigers van onderscheiden groepen tegenover mekaar gesteld; in plaats van de innerlike verbondenheid te onderlijnen in botsing met de individuëele - soms groepsgewijze geuite - dualiteit. Er wordt aan argumenteering gedaan, in plaats van aan opstellen van de moeilijkheden en het finaal uitbazuinen van de niet-te-overwinnen kracht. (Hieraan zou nu ook een beschouwing vast te knoopen zijn over het absolute goed recht van kostumeering, bizonder dan de symbolische.)

Een goed voorbeeld : de duivelsscène uit "Dageraad". Een eenvoudig opstellen van de moeilikheden; het bewuste aanpakken van den strijd op de bedreigde standplaatsen; de overwinnende kracht : het "Christi-kruis". De meisjes-duivelen meenen wat ze als duivelen voorhrengen, omdat ze weten dat hun aktie op die punten zal moeten slaan, want dat daar juist de moeilikheden en het dreigend gevaar liggen. De belijdenis bovendien is in het corps te zoeken op de allereerste plaats- dat corps niet de som van eenlingen of van opeenvolgende verklaringen. Ik geef toe dat TIJL II sterker aangrijpend is en in zich zelf volledig, zonder de aanwezigheid van het tweede element. Men mag echter niet over het hoofd zien dat daar het tweede element op eigen wijze beleefd wordt door de toehoorders van Tijl, in hun neerslachtigheid en hun ontwaken; feitelik dus ook gespeeld, al is het op zeer expressieve wijze. Ook durf ik niet te beslissen of het nu juist wel de bouw is, dan wel hel sterkere gevoel en dito-uitdrukkingsverroogen dat hier de palm weghaalt. Het raam van beide ontwikkelingen komt overigens zeer goed overeen.

Er is maar een element dat op zich zelf kan optreden: het booze beginsel. Dat moet dan symbolisch. En ook dan is er nog geen tweespalt tusschen belijdenis en spel, omdat de vertolkers voor zich zelf en de geheele gemeenschap de inblazingen beleven van den geest van het kwade. Ze mogen dan, zelfs in eerste persoon, hun vloeken schreinen en hun profanaties doen vlammen ; het is de te-vergeefs-onderdrukte opwelling van het booze in ons, dat wél van ons is, schoon niet altijd door ons verantwoordelik; en waar we steeds opnieuw moeten tegen vechten met de altijd groeiende kracht van ons geloof en onze liefde, met de blijde opmonteering van de belijdenis. Natuurlik zal de doseering - als waarheid en schoonheid - er niet gemakkeliker op worden. Wie heeft echter ooit gezegd dat een spreekkoor zoo maar aaneen zou te flansen zijn ? Het debat van A.K.V.T.-Antwerpen is wel nuttig geweest ! Vooralsnog geloof ik echter dat door het vraagteeken, dat de zitting besloot, gewoon een streep mag worden getrokken.

Nog wel andere punten kouden uit die debatzitting worden opgerakeld en, nuttig of noodig, dieper onderzocht. Elk zijn beurt en niet te veel hooi op de vork. Voor bet spreekkoor moeten we nu maar een tijd de kans laten aan de werkers.


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Aloïs de Maeyer: De spreekkoren van G... 1934-11-20
    spreekkoor • dramatische • Dageraad • Jan Stalmans • Aloïs de Maeyer • Lode Geysen
  2. ◼◻◻◻◻ Jozef Boon: Spreekkoor en Massa-... 1937-07
    spreekkoor • Dageraad • tijl ii • Tijl II • Jan Stalmans • Aloïs de Maeyer • conflict • Lode Geysen • Jan Bernaerts • Constant Godelaine
  3. ◼◻◻◻◻ B. Gruwez: "Het spreekkoor" doo... 1933-04-01
    heer • spreekkoor • (date-year) 1933 • Lode Geysen