Uit Tijdschriften: Wie doet er op dit ogenblik niet aan spreekkoor?

Anon., 1934-11-01


Source

Tooneelgids, 1934-11-01 pp. 37-39


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Anon.: Het mysterie der mis... 1934-06-03
  2. ◼◻◻◻◻ Aloïs de Maeyer: De spreekkoren van G... 1934-11-20
  3. ◼◻◻◻◻ Anon.: Te Brugge: De opvoer... 1932-03-03

UIT TIJDSCHRIFTEN

« WIE DOET ER OP DIT OGENBLIK NIET AAN SPREEKKOOR ? » vraagt L. Geysen in Kultuurleven, Juli '34 om dan in amper vijf bladzijden het meest essentiëele te geven over zijn en wezen van dit kunstgenre. Het is van het stevigste dat bij ons al gezegd werd over dat onderwerp. Wat jammer dal er tusschenin weer (een eigenaardigheid van L. G.) een boel onduidelikheden en verwarringen (o.m. over het eigenlike tooneel-in-essentie) sluipen. Intusschen ten zeerste aanbevolen, bijv. voor den schrijver over spreekkoor in Caritas (April '34) die een halve bladzijde vult met onzin. Gelukkig maakt die het dan toch voor een groot deel goed in de volgende halve bladzijde. Ook P. Bogaers had uit de beschouwingen van L. Geysen zijn nut kunnen halen.

Intusschen is Gudrun ook een reeks bijdragen begonnen over spreekkoor.

Het is al gezegd geworden dat de onderwijsgestichten een nieuwen stoot zouden geven aan het goede tooneel en de nog vunzende fakkel van het een oogenblik verlaten modernisme weer willen opsteken en in volle klaarte stellen. Het schitterende van hun pogen wordt o.m. in het buitenland erkend en in volle straling gezet. In «Jeux, trêteaux et personnages » Juli '34 (Parijs) schrijft H. Brochet geestdriftig en breedvoerig (21 blz.) over «De geheimen der Mis» te Luik en vooral over « Die erste Bliscap » in het H. Graf te Turnhout na, met een woord verschillende voorstellingen in dit Vlaamsche tooneel-Mekka te hebben gememoreerd. Hij geeft, tal van mooie folo's ; looft den geest en de zeer fijne afwerking van van de Velde's prestatie en besluit : « Belgique, terre de notre joie et de notre consolation d wat hij overigens als motto van zijn heele bijdrage neemt. Brochet wijdt ook nog enkele regels aan « Jeremias » te Esschen.

«MEISJES DIE WERKEN...» schrijft F. Smit, pr. in Katholiek Tooneel, Aug. '34 (Amsterdam); en geeft een rijk overzicht van de Turnhoutsche opvoeringen der laatste vier jaar. Hij looft warm de regie van A. van de Velde, niet alleen om haar zelfs wil, maar ook in haar resultaten bij de meisjes van het gesticht.

Wie weet, ontdekt Brussel zoo nog, langs het buitenland om, dat er in Vlaanderen nog iets meer is dan braderij en Vlaamsche Kermissen ; dat er ook krachten leven en Kerken, die met eere aan nationale (?!) kunstinstituten zouden kunnen benoemd worden.

Katholiek Tooneel brengt in dat zelfde nummer een zeer degelike beschouwing « Voor het groote Voetlicht » van K. S., naar aanleiding van den overgang naar het klooster van Maryse Wendling van het Théatre Pigalle (Parijs) en van de bekeering van den Amerikaanschen tooneelacteur E. O'Neill. Het is een meditatie voor de ziel en tevens voor het kunst-geweten. Verder nog een flinke bespreking van A. Verheyen's « Elckerlijc » te Roosendaal.

Een late echo over de heerlike opvoeringen in het H. Graf te Turnhout brengt het Bulletin des Comédiens Routiens (Paris, sept.-oct.) waar het werk van A. vande Velde tot voorbeeld gesteld wordt aan die onderwijsinrichtingen waar men nog het ideaal ziet in het ten tooneel brengen van « Ces dames aux chapeaux veris » en meer dgl. werk. Zou dezelfde vingerwijzing niet gelden voor sommige « scout-ver eenigingen » bij ons ? Dat is toch een beweging met idealistischen grondslag ? "Wat dan als we in de kranten moeten lezen van dgl. kringen die meenen het toppunt te bereiken met stukken als «Een paard op zolder » zooals voor eenige weken te Ninove het geval schijnt geweest te zijn. Behalve dat zulks ons doet vermoeden dat noch masler, noch aalmoezenier niet eens het bestaan vermoeden van Tooneelgids of Algemeene Tooneelboekerij, zouden we de leiding het geregeld lezen van « Comédiens Routiers» — een scout- en tooneelblad — ten zeerste aan bevelen.

Ook bij ons komt de belangstelling voor de Marionetten af en toe van achter het hoekje kijken. De laatste jaren zelfs herhaaldelijk. Het voornoemd « Bull. des C. R. » wijdt zoo goed als heel zijn Sept.-Okt. nr aan een algemeenen overschouw van die bedrijvigheid in Europa en daarbuiten. Alleen al voor het statistisch documentaire is dat nr zeer belangrijk. Het spreekt echter bovendien over aard en wezen en niet min over de schaoleducatieve waarde van de ledepop en voor haar schitterende mogelikheden in het scout-leven. Wat jammer dat de brochure voor België alleen Luik memoreert. Vlaanderen is slechts vernoemd in den verdeelingstitel. Toch gelooven we dat zulks voor een deel vastzit aan de afzijdigheid, het kortzichtige dorpsindividualisme van vele liefhebbers en kringen. We ondervinden dat zelf te over voor de eigenlike tooneelbeweging.

En waar we het toch hebben over educatieve waarde, laten we ook een woord reppen over Kindertheater. Ook dat staat in het midden van de belangstelling. Naar aanleiding van het tooneelfeest te Moskou vertelt Natalia Sats in een speciaal tooneelnummer van « Soviet Travel» (Cfr. N. Rott. Ct. 29 Aug.) van haar ervaringen met den schouwburg voor kinderen dien zij stichtte en thans nog leidt te Moskou. We leerden daar al iets over in N. Gourfinkel's boek «Théatre Russe contemporain» (T.G. 1931, bl. 112, 131) en in H. Pascar : «Mon théatre a Moscou» (T.G. XIX -14 bl. 217). We verwijzen naar de bijdrage in haar geheel, komen er misschien zelfs eensdaags op terug. Ook «De Nieuwe Eeuw » wijdt er, aan de hand van een correspondent van «Het Handelsblad » (Amsterdam) een beschouwing aan in haar nummer van 13 Sept. '34. Daar heet het dat het Russisch jeugdtooneel een mengsel is van propaganda en fantasie. Tot voorbeeld neemt de schrijver een analyse van den « Negerjongen en de Aap ». Opvallend is het hoe in Rusland hoofdzakelik spraak is van tooneel voor (en niet door) kinderen en hoe dat uitgebaat wordt tot zedelike (hier communistische) en cultureele opleiding van hel jonge geslacht. Alles, tot zelfs de plaatsbedeeling en de critiek, is daar op berekend en de bijval is gewoon reuze. Wat een afstand met de Westersche opvatting kan men voelen in de bijdrage van M. S. Koops : « Ons Tooneel » (Okt. '34) uitsluitend gewijd aan het repertorium. Zakelik is het niet veel, maar bovenal wat een stugge stramheid in den kijk op de zaak zelf en wat een ongenadig vastzitten aan... kleinigheden. Overigens is dit nummer schier uitsluitend gewijd aan het « Nationaal Congres voor amateurtoneel » op dat punt biedt het boeiende beschouwingen. Voor wie belangstelling heeft voor Tooneelstudie in breeden zin, treffen we in « Katholiek Tooneel » (Sept. '34) een zeer boeiende bijdrage van M. Kröjer over het Nieuwe Duitsche Tooneel. Het nalezen van de heele bijdrage loont de moeite. Bizonder wat gezegd wordt over twee nieuwe soorten in het teeken van het volksche : Thingspiele en Freilichtbühnen. Wat jammer dat steller met geen woord verwijst naar het geestelik verband dat deze werkwijzen vertoonen met het oudere Laienspiel. De afstand is niet zoo groot. «Boekenschouw» (Sept. en Okt.) geeft een vluchtig algemeen overzicht van de Spaansche letteren in het verloopen jaar. Dr J. Brouwer, steller ervan, wijdt ook een vijftal blz. aan het theater. Eigenlik veronderstelt hij tc veel als bekend om een oningewijde volop bezig te kunnen houden. Als karakteristiek leekent hij aan het geweldig ingrijpen in het volksleven en gewaagt dan van dramatisecring van heiligenlevens, van karakterkoinedics en saynettes int het direkete alle dag.leven.

« De Standaard » van 29 Sept. gaf een zeer merkwaardige bijdrage over P. Corneille geteekend P. R., waar vooral de dramatische waarde van dien acteur onderlijnd wordt. Hetzelfde blad maakt kond dat onder de vlag van de Offensief-beweging « Nieuwe Spektakels » zullen worden ingericht onder de leiding van L. Geysen. Techniek : hoofdzakelik in de lijn van het spreekkoor ; geestelike inhoud : offensief-geest, d. i. van sterke katholieke belijdenis. De naam van L. Geysen en het patroneerende Dominikanerdom staan borg voor den grooten ernst en de innerlike waarde.

In « Münchener neueste Nachtr. » (Nieuwe Eeuw 13 Sept. '34) schrijft L. Steun-böwer over « Ibsen und die Gegenwart ». De problematiek van het burgerlik liberale individu zooals Ibsen dat zag, zal het tegenwoordig geslacht niets meer te zeggen hebben. Boven de historische beteekenis van Ibsens drama, blijft of blijven : de technische bouw, de menigte levensechte gestalten en de levensechte rollen. Wat Ibsen leerde, is afgedaan, maar de wijze, waarop hij het leerde, is blijven bestaan. Niet dat men heden ten dage dat « hoe » zou kunnen of moeten herhalen of zelfs nabootsen, maar dat. «hoe » onthult hel eeuwige in het drama : het scheppen van menschelijke gestalten ».

Een eigenaardig geval van bespreking treffen we naar aanleiding van « de Haagsche K. J. C. ter Kruisvaart in het Cirkusgebouw te Scheveningen » I. M» (Irma Meyer) in «Bouwen» (Sept.) en A. B. M. Braras in « Kath. Tooneel» (Sept.) schijnen zeer uiteenloopend te oordeelen. En loch — vermits ze beiden objektief het best vinden « wat beweging bood » zou het wel een verschil in opvatting over « Spreekkoor » kunnen zijn : of dat al dan niet tot bewegingskoor moet uitbloeien. Al voelen we mee met Brams, noch schijnt ons I. M. meer verantwoord in haar hesluit : gemis aan stijl, vooral aan gebondenheid van het geheel. Het bewegingsdeel zou dan meest « spel » zijn geweest « losstaand » van het geheel, in het bizonder van den geest die uit de gesprokenkoor-gedeelten oprees.

Grondslagen vinden we op een merkwaardige wijze uiteengezet in « De Avant-garde» — een Brugsch algemeen-cultuur-tijdschrift onder leiding van Z. Ah-dries, dat zich in zijn eerste nummer, uitstekend aanmeldt. Wat de heer F. Bekaert daar schrijft over « Toneel en Godsdienst » is ons uit het hart gegrepen. Bij gelegenheid stellen we ons voor de heele bijdrage over te nemen. « Tooneelleven » orgaan van A.K.V.T. wil vooral bondsorgaan zijn. In de eerste twee nummers dient J. v.d. Schelde den heer J. Diels van repliek, zonder nochtans duidelik te zeggen wat bedoelde heer had voorgeschoteld. Intusschen gaat het nog eens over volksverbondenheid en die groep « homogeen en enthousiast » die echter maar altijd niet komt. Of zou dat nu met de « Nieuwe Spektakels » bedoeld zijn ? Chi lo sa !


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Anon.: Het mysterie der mis... 1934-06-03
    (author) Anon. • Anton Van de Velde • Heilig Graf, Turnhout • (date-year) 1934 • De geheimen der mis
  2. ◼◻◻◻◻ Aloïs de Maeyer: De spreekkoren van G... 1934-11-20
    Lode Geysen • spreekkoor • Anton Van de Velde • (date-month) 1934-11 • (date-year) 1934
  3. ◼◻◻◻◻ Anon.: Te Brugge: De opvoer... 1932-03-03
    (author) Anon. • Lode Geysen • Jeremias