'Ik heb geen bijzonder goed geheugen'
Het geheugen met de hand
En toch komen uit dat geheugen van Eric De Kuyper hele boekwerken voort. 'Ik heb de indruk dat het schrijven zelf de functie van het geheugen vervult. Het mechanisme van het geheugen vindt letterlijk plaats met de hand, met de pen op het papier, door het schrijven zelf.'
Regelmatig zeggen lezers mij hoe 'filmisch' ze mijn boeken vinden. Ik weet nooit goed wat ze daarmee bedoelen. Het is zo dat ik veel beschrijf en op die manier vergane sferen probeer op te roepen. Maar er gebeurt meestal weinig in mijn boeken en speelfilms dienen toch een verhaal te vertellen? Veel meer dan het evoceren van het wel en wee van een familie in de dagdagelijkse dingen is
Filmisch, mijn boeken? Bedoelen de lezers misschien dat ze zich bij het lezen iets kunnen voorstellen, als in een film. 'Als in een film' zou dan betekenen: heel precies, met een overvloed aan dat soort concrete details die beelden nu eenmaal vullen. Details die er eigenlijk niet toe doen, maar opgeteld een beeld scheppen van een straat, een stad, de mensen die er leven. Ja, dat is zo: door middel van woorden probeer ik beelden en taferelen te scheppen en te herscheppen. Maar echt werken met beelden, met echte beelden werken, zonder behulp van woorden, is toch nog iets anders.
Omdat ik in een vorig leven films heb gemaakt, wordt mij gevraagd waarom ik mijn boeken niet verfilm. Op die vraag kan ik antwoorden: ik heb mijn boeken geschreven omdat ik ze niet kan filmen; ik heb mijn films gemaakt omdat ik ze niet had kunnen schrijven. Dat neemt niet weg dat anderen wel kunnen
Pink Ulysses - Eric De Kuyper (film, 1990)
menen dat ze in staat zijn mijn boeken te verfilmen. Momenteel wordt er gewerkt aan een scenario naar Als een dief in de nacht. Ik werk er niet aan mee, want ik geloof niet dat er een film in dat boek zit verscholen. En ik zal blij verrast zijn als het tegendeel het geval blijkt te zijn.
De afstand tussen een boek en een film is groot. Maar ook die tussen een draaiboek voor een film en de film zelf is niet gering. Onlangs werkte ik met
Toen ik onlangs de eerste versie zag, constateerde ik echter dat
In ons geval, ging het om een koppel. Bij het schrijven leek het alsof het accent viel op
Ik ken en herkende dat paniekerig gevoel dat bij
Ik kende dat gevoel omdat ik bij
Voor de toeschouwers heeft dat nauwelijks of geen belang. Hij of zij ziet alleen de film en beseft niet wat de film in kwestie had kunnen zijn. Het publiek kan het product overigens heel erg waarderen, dat verandert niets aan de zaak, namelijk: dat de maker beseft dat hij die andere film, die hij niet gemaakt heeft, heeft gemist.
Voor mij gaat hier een van de belangrijkste verschillen tussen filmen (en regisseren of choreograferen) en schrijven schuil. In een boek roep je iets op dat er niet is, tenzij in je fantasie, en dat, mag je hopen, later in de verbeelding van de lezer op een gelijksoortige manier gaat leven. Met de taal kan zo goed als alles worden geëvoceerd. Ook een lichaam kan je oproepen. Ik heb een studie geschreven waarin ik het mannelijk lichaam zoals dat in
ceren met woorden. Geen eenvoudige karwei.
Maar in een film (of bij toneel of dans) werk je met een individu en zijn of haar lichaam. Een lijf dat leeft en bijvoorbeeld rugklachten kan hebben of maagpijn, veel kan zweten of zich helemaal niet lekker voelt. Dit terwijl het personage dat door dat lichaam wordt vertolkt, geen van al deze klachten of kenmerken bezit! Een papieren personage zweet niet, spreekt niet tegen, is niet uitgeput...
De literatuur en haar beoefenaars nemen dikwijls een nogal arrogante houding aan. Alsof je met woorden alles kan - en daarbij nog beter ook! Literatuur bestaat uit woorden, en woorden zijn nooit concrete dingen. Schrijven is misschien wel de enige kunst die niet zintuiglijk is. Natuurlijk kan je zintuiglijkheid suggereren, maar daar blijft het bij. Schrijven is een erg intellectualistische en in feite abstracte bezigheid. Het kan nooit op een fysieke manier concreet zijn. Ik weet wel dat heel wat schrijvers hun papier en hun pen fetisjiseren, er een heel zintuiglijke verhouding mee aangaan. Maar toch, hoe nietig, hoe minuscuul is die zintuiglijkheid vergeleken bij wat je aan sensibele en sensuele omgang nodig hebt op andere artistieke gebieden! Je hoeft bij het schrijven geen rekening te houden met de materie van verf of staal, van filmmateriaal of van een instrument (dat ook een lichaam of de stem kan zijn), met licht of geluiden. Je hoeft geen rekening te houden met een team van medewerkers en technici, laat staan van producenten en andere zakelijk leiders die over je schouder meekijken; ook niet met de lijfelijke aanwezigheid van toehoorders of kijkers. Het papier is geduldig.
Ik mis dat soms als ik schrijf. Bijvoorbeeld de concrete aanwezigheid van het lichaam van een ander mens (een acteur bijvoorbeeld) waar je voortdurend rekening mee moet houden. Maar die je ook op de meest onverwachte manier kan inspireren. Wel ja, je kunt het evoceren; het lichamelijke kan door woorden en zinnen worden opgeroepen. Maar dat is - voor mij - een schrale troost. Ik merk en lijd onder het feit dat je als schrijver met taal veel kan, maar dat juist niet: concreet verbeelden. Schrijven is een soort trompe-l'oeil-kunst.
Wat je met woorden ook nooit op een bevredigende manier kan, is muziek oproepen. Als ik al eens muziek laat opklinken in een van mijn boeken, en daar heb ik steeds behoefte aan, dan bots ik meteen op het probleem: zal mijn lezer het horen? Nee, want er zijn maar weinig lezers - en ik ben ook zo'n lezer - die door middel van een suggestie perfect een muziekstuk kunnen oproepen in hun verbeelding. Muziek is in een boek doorgaans niet meer dan een intellectualistische verwijzing. Muziek klinkt nooit van een pagina op. Daar moeten we het dus mee doen: geen lijfelijke aanwezigheid, geen concrete beelden en geen muziek.
Ik lees een roman van Jean Rhys,
Ik heb geluk, want toevallig ken ik die melodie en die schiet me meteen ook te binnen. Maar een paar pagina's verder lees ik: 'Shall I walk the streets (...) singing defiantly: "You don't like me, but I don't like you either. Don't like jam, ham or lamb, and I don't like roly-poly..."'
Ik kan er mij niets bij voorstellen. Het zijn woorden. En ik besef wat ik hier allemaal moet missen omdat ik een paar pagina's eerder juist wel in staat was een melodie te horen en zo de scène in een rijkere sfeer te plaatsen.
Anders is de volgende scène. De heldin zit in een
Hier spelen de woorden hun rol; ze evoceren en laten bewust in het vage. De lezer kan
de song zelf fantaseren. De melodie doet er niet zo veel toe.
Met een tekst suggereer je, je roept op. Althans dat is wat ik het boeiendste aan schrijven vind. Oproepen: zoals in primitieve of religieuze maatschappijen geesten worden opgeroepen. De geesten uit verre oorden of een ver verleden naar hier laten komen, doen verschijnen. De aanwezigheid van wat al lang afwezig is, opnieuw doen Voelen. Maar het blijven schimmen.
Het verleden: bijvoorbeeld de jaren vijftig oproepen. Een vergeten en verloren stad oproepen:
Nostalgisch, zal men snel zeggen. Te snel, vind ik. Want bij nostalgie denk je altijd aan een passief overgeven aan het verleden; ik integendeel heb de indruk dat ik er op een uitermate actieve manier mee bezig ben. Ik roep het op, boetseer en fatsoeneer het, opdat het opnieuw bruikbaar zou zijn.
Pas wanneer ik niet zou schrijven, in dat verleden zou zwelgen en er verder niets mee zou doen, zou ik de indruk hebben nostalgisch te zijn... Nostalgisch ben ik dan ook niet van nature, alleen als schrijver ben ik het. En dan ook maar voor een deel want het heden interesseert me al evenzeer.
Als schrijver voel ik mij meer socioloog, historicus en vooral archeoloog. Ik probeer te getuigen van hoe het was, om toen in
En dan het geheugen. Ik heb geen bijzonder goed geheugen. En toch gebeurt er veel vanuit het geheugen, met die herinneringen. Hele boekwerken komen er uit voort.
Ik moet iets preciezer zijn. Ik heb de indruk dat het schrijven zelf de functie van het geheugen vervult. Het mechanisme van het geheugen vindt letterlijk plaats met de hand, met de pen op het papier, door het schrijven zelf. Ik zei het reeds: je roept op. Maar niet met je stem of je gestiek, maar met het achter elkaar zetten van woordjes en zinnen. Dat zijn de rituele gebaren, die geesten uit het niets doen te voorschijn treden.
Bijvoorbeeld: ik probeer mij een kamer voor te stellen in mijn verbeelding. Dat lukt niet of op onbevredigende wijze, want ik dwaal af, ik ben verstrooid, enzovoort. Maar als ik die kamer begin te beschrijven, meer en meer met woorden probeer te volgen wat zich aan ruimtelijke beelden opdringt, dan groeien geleidelijk aan, scherper en scherper de contouren. Maar ook de kleuren, de geluiden, de geuren die erbij horen, komen dan door de woorden heen terug op. Alsof de woorden het geheugen prikkelen, aanzetten een werk te doen wat het anders met tegenzin zou doen.
Het merkwaardige daarbij is, van de kant van de lezers - althans van de goede lezers, voor wie de boeken werken, op wie mijn boeken werken -, dat zij ongeveer op een soortgelijke manier met hun eigen herinneringen hetzelfde doen. Terwijl zij mijn herinneringen lezen, herinneren zij zich de hunne. Maar dat gebeurt bij hen ook niet in eerste instantie door het geheugen, maar door het lezen zelf. Het lezen zoals het schrijven is een mediator.
Anderzijds kan ik niet ontkennen dat ik mij veel herinner, en uitermate precies herinner. En dat is enkel zo omdat ik wat ik mij herinner ook zeer intensief heb beleefd. Het is te vergelijken met het trauma: men beleeft iets op uitermate intensieve manier en dus laat het sporen na. In mijn geval gaat het niet om traumatische ervaringen, maar meestal om futiliteiten, trivialiteiten of dagdagelijkse gebeurtenissen, die op een of andere manier op mij als kind een diepe indruk hebben gemaakt. In vele gevallen weet ik niet eens waarom ze zo diep in mij ('in mijn geheugen,' zegt men dan) zijn gegrift. Door te schrijven probeer ik het verband te achterhalen. Met de vage hoop te ontdekken waarom bijvoorbeeld bepaalde banale straten van het winterse
De dingen waren enigmatisch; de wereld om mij heen stak vol boodschappen. Bijna te veel. Het is dan ook geen toeval dat ik later semiotiek ben gaan studeren: de kunst en wetenschap om tekens beter te kunnen ontcijferen en te duiden.
Ook vandaag nog: wat ben ik soms blij en opgelucht dat ik voor een groot aantal regionen van het leven of de kennis geen interesse heb. Op zijn minst zullen deze gebieden mijn aandacht niet opeisen en mijn interesse niet opwekken! Ik verkijk mij daar trouwens regelmatig op.
Schrijven is dus wel degelijk een middeltje om te proberen alle zinnelijke impressies te ordenen, proberen te begrijpen... begrijpen, vatten. Maar niet met je zintuigen, maar met je verbeelding. Vanop een afstand die toch heel nabij is. In de eerste plaats moet je die impressies omschrijven, (opnieuw) proberen te vatten en snel ergens vastleggen met woorden voor ze vervliegen; papier is geduldig, schreef ik reeds. En dan maar hopen dat de lezers even geduldig zullen zijn.
Auteur Eric De Kuyper
Publicatie Etcetera, 2000-03, jaargang 18, nummer 71, p. 48-51
Trefwoorden draaiboek • boeken • film • schrijven • geheugen • oproepen • chantal • lezers • evoceren
Namen A Strange Love Affair • Aan Zee • Albertine • België • Brussel • Chantal • Gloomy Sunday • Good Morning • Hollywoodfilms • Jeannot • La Captive • La Prisonnière • La prisonnière van Proust • Les Saltimbanques • Marcel • Midnight Ze • Oostende • Parijs
Development and design by LETTERWERK