Willem Putman: "Van Twee Conixkinderen
Lode Monteyne, 1928-02
Source
Lode Monteyne, Koorn en Kaf. Antwerpen: Het Tooneel, 1928, pp. 60-66.
Items that may be related to this text • More...
- ◼◼◻◻◻ Anon.: Tooneel in Vlaandere... 1928-02-17
- ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Puteman: "De ... 1926
- ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Het ... 1928-02-11
- ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Mama... 1926
- ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: "... 1928
« VAN TWEE CONINXKINDEREN »
«Je moet volstrekt die literatuur laten varen!» (Maritza aan Hector -- 1e bedrijf.)
Het is eigenlijk een tragisch geval.
In de koninkrijken aan beide zijden van het diepe, breede water wordt de tijd door allerlei gepraat gevuld en het tooneel bevolkt met wezens, die slechts van verre (of in 't geheel niet) eenig deel nemen aan de centrale handeling, waarin de prins en de prinses betrokken zijn.
De vader der prinses is een oude blinde koning, wiens wil minder machtig blijkt te zijn dan deze van zijn leelijke zuster, die de «queene» uit het ouwe lied verbeeldt. En daar leeft aan dit hof nog een dichterlijke page, die smachtende liedjes zingt ter eere van de prinses, waarvoor hij, diep in de verborgenheid van zijn hart, een groote liefde voelt. Daar vrijt een luchthartige hofdame met een leuken page, die poëtische liefdesverklaringen aflegt en zijn liefje zoent. Tot dit land behoort ook een visscher, die gedurende een groot deel van de handeling in zijn schuit op het voortooneel volksch moet doen en duizend uit vertellen over zijn vrouw, -- ze komt hem op een zeker oogenblik eten brengen, -- zijn dochterken, den koning en het prinsesje, en vooral over de «visselkens»; en die ondertusschen een liedje zingt -- dat van het visscherken natuurlijk, des winters stappend langs de diepe paadjes. We zullen den auteur
«Het water was veel te diep»
ontsluiert geen raadselen...
Immers, ook wat er aan den overkant van het water, in 't land van den prins gebeurt, kan ons niet inlichten omtrent de beteekenis van het symbool, dat de auteur in zijn sprookjes-drama heeft verwerkt! Daar zien we een professor, die zoo wat hopeloos verliefd schijnt op de koningin -- ook voor hem is het water derhalve te diep! -- en die zijn pupil onderhoudt over de grondwet en het staatsbelang, welke eischen, dat een aanstaande koning huwen zal met een prinses, welke de macht van het land kan vergrooten. Aan den overkant is overigens iets dergelijks geschied, vermits de koningsdochter daar reeds werd verloofd met een vorstenzoon uit het Zuiden. En in het hart van den prins leeft hetzelfde vage verlangen naar de liefde, die hem wenkt van aan den overkant van de diepe zee. En hij wil het land van de prinses al zwemmend bereiken. Hij verdrinkt, want de quene blies er de keerskens uit, welke de wachtende prinses te branden had gezet als een signaal voor den onbekenden geliefde, waarnaar zij haakte. Dat is in het heele spel het eenige werkelijke dramatische moment. Het brengt de illustratie van deze twee strofen uit het oude lied:
«Het waren twee coninckxkinderen,
Sy hadden malcander soo lief;
Sy conden byeen niet comen,
Het water was veel te diep.
Wat deed sy? Sy stac op drie keersen,
Als savonts het dagelicht sonc:
«Och liefste, swemster over!»
Dat deet sconincs sone, was jonc.
Dit sach daer een oude quene,
Een al zoo vilijnich vel;
Sy ghinker dat licht uytblasen,
Doen smoorde die jonghe held.»
Maar het is een illustratie, die enkel uiterlijk blijft en op geen moment dezelfde suggestieve kracht heeft als de woorden, de eenvoudige, naïeve woorden van den teer-gerhythmeerden ouden tekst. Het plastisch-verbeelden van den dood van den «jonghen held », ook al kwam de expressieve muziek van
Voor wat in de volgende regelen van de ballade nog aan weemoedige schoonheid te ontdekken valt, heeft
Hoe ver staan we nu buiten de sfeer van het oude lied zelf. Dat
« Sy hielter haer lief in haer armen
En spronc er met hem in de see.
« Adieu », seyde sy, « schoone wereld,
Ghy sieter my nimmermeer.
Adieu, o mijn vader en moeder,
Mijn vriendekens alle ghelijc,
Adieu, mijne suster en broeder;
Ie vare naer themelrijc.»
Maar zonder daarom op het tooneel de zelfmoord van de prinses te verbeelden, had hij toch veel dichter den GEEST van den smartelijken tekst kunnen benaderen -- maar dan in eenvoud en zonder te offeren aan den demon der valsche literatuur, die het grootste deel van de drie zangen waaruit dit sprookjesdrama heet het bestaan, beheerscht en leidt.
Wat heeft
Hij heeft de personen gezien en beschreven, ze gesitueerd in een bepaald milieu, ze een familie en een omgeving gegeven -- kortom: het simpele gebeuren uit het oude lied willen zetten in een zeer wijdsch en overladen kader, dat hem toeliet scènes te schrijven voor een volgens de techniek van het middeleeuwsche simultaantooneel opgevatte ensceneering. Hij heeft voor het drama, dat zoo bondig als treffend in het oude lied werd saamgevat, een langdradig met allerlei buitenissigheden gevuld voorspel geschreven. Daarna zette hij de eerste verzen om tot een door muzikale begeleiding gesteunde, geheel uiterlijke actie... en bewerkte de rest van het gedicht tot een vrij banaal naspelletje rond het stranden van des prinsen lijk. Niet één figuur in dit drama werd genoeg uitgewerkt om een indruk te wekken, die sterker zijn zou dan deze welke de oude tekst op ons maakt. En men behoeft voortdurend aan het lied zelf te worden herinnerd opdat men in het gebeuren op het tooneel eenigszins gelooven zou! Verraad plegend tegenover den oorspronkelijken tekst voelde de auteur er zich toch den gevangene van, wat de ontplooiing van zijn fantasie knotte. Dat is wel een eigenaardig -- ja: een tragisch geval van geestelijke en ook literaire ondergeschiktheid, die, voor een deel althans, de zwakheid verklaart van het zoomin in dramatisch als in literair opzicht eenige voldoening gevende stuk.
«Op het eene doek -- zoo bekent hij
Dit motief van de torens vonden we terug in de decoratie, welke het tooneelbeeld afsloot en waarin elke lijn en elk vlak de werkelijkheid der dingen en tevens hun zinnebeeldige beteekenis suggereeren moest. En er was in de wijze waarop de prins het water, waarvan de diepte een symbool is, doorzwom in een machteloos opworstelen tegen de golven -- verzinnebeeldingen van de machten, die elk streven naar ideale waarden dwarsboomen -- ten slotte meer dramatische kracht dan in den van ensceneering en spel zoo sterk afhankelijken, door literairen opsmuk verlamden tekst, van
(1) Putman's opstel in «Het Tooneel» (Antwerpen): 11 Februari 1928.
(2) «Van twee Coninxkinderen» werd gecreëerd door het VI. Volkstooneel in Februari 1928.
Items that may be related to this text
- ◼◼◻◻◻ Anon.: Tooneel in Vlaandere... 1928-02-17
Willem Putman • (date-month) 1928-02 • Het masker • (date-year) 1928 • Van twee coninxkinderen • Vlaamsch Volkstooneel • putman - ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Puteman: "De ... 1926
Willem Putman • dramatische • oude • (author) Lode Monteyne • liefde • drama • gebeuren • putman - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Het ... 1928-02-11
Willem Putman • (date-month) 1928-02 • Het masker • (author) Lode Monteyne • februari 1928 • drama • (date-year) 1928 • auteur • putman - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Mama... 1926
Willem Putman • dramatische • (author) Lode Monteyne • drama • auteur • putman - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: "... 1928
drama • (author) Lode Monteyne • geheel • auteur • (date-year) 1928 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman: "Tr... 1928-02-18
drama • (author) Lode Monteyne • (date-month) 1928-02 • (date-year) 1928 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Timmermans en Veterm... 1927-03-26
drama • (author) Lode Monteyne • auteur • liefde - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1928
drama • (author) Lode Monteyne • geheel • auteur • (date-year) 1928 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
drama • (author) Lode Monteyne • auteur • liefde - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "A... 1928-03
Willem Putman • (author) Lode Monteyne • geheel • liefde • (date-year) 1928 • auteur