Herman Teirlinck: "Ave"

Lode Monteyne, 1928-03


Source

Lode Monteyne, Koorn en Kaf. Antwerpen: Het Tooneel, 1928, pp. 13-22.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "I... 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck : "... 1924-12-11
  5. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck: "A... 1938-11

Herman Teirlinck

« AVE »

O wereld, ik voel U.

(H.Teirlinck in «Ave».)

I.

In Herman Teirlinck groeide, naarmate hij zich als dichter ontwikkelde, de drang om met zijn denken en voelen de heele wereld en haar essentiëele machten te omspannen, geheel in zich op te nemen, te beheerschen tot in haar diepste geheimenissen. Hij begon met den uiterlijken schijn der dingen in van kleuren klaterend proza te herscheppen. Hij schreef «De Wonderbare Wereld » en dichtte «Zon », waarin hij het geschitter van elken lichtstraal ontleedt. Hij verdiepte zich in de ziel der menschen en wrocht «Het Stille Gesternte», «Het bedrijf van den Kwade», «Het ivoren Aapje», precieuse analysen van de spiegelbeelden door de realiteit in zijn eigen ziel geteekend... Daarin openbaart zich Teirlinck-de-literator, welke zich het volledigst uit in dat zeer merkwaardige verhaal, dat enkel zuivere kunst wil zijn, en waarin hij de figuur van « Mijnheer J. B. Serjanszoon, Orator didacticus » deed opleven.

De echte Teirlinck, de dichter met even sterke universeele als ego-centrische bekommernissen, heeft zich daarin niet uitgesproken -- tenzij heel toevallig en dan wel terwijl hij zich hulde in wolken van scepticisme en zelf-ironie. De wereld lag toen voor hem open lijk een kleurig veld vol bonte bloemen en het was zijn lust deze, al stoeiend, te garen tot een tuil. Hij diende toen wel meer de schoonheid dan de menschen, meer de kunst dan zich-zelf. En toen allengerhand in hem wakker werd het streven naar universeeler weten, begrijpen en voelen, was het lang zijn grootste bekommernis, dat niemand bevroeden zou wat er in hem omging. Eerst in zijn drama's werd Teirlinck zich-zelf. Het directe contact met het publiek stemde den dichter tot oprechtheid, tot een geheel zich geven aan de duizendhoofdige massa, die in wezen anoniem blijft. Er zijn in de drama's, die hij schreef, slechts luttel en altijd meer zwakker wordende sporen te ontdekken van het glundere, superieure scepticisme, dat de sterkste originaliteit in het vorig werk van den auteur van « Het ivoren Aapje » uitmaakte en dat zelfs nu nog behoort tot die eigenaardigheden, welke de persoonlijkheid van Meneer J. B. Serjanszoon's geestelijken vader in den gewonen omgang kenmerken. Scepticisme en spot vormen het pantser waarmee de mysticus Teirlinck zich in het leven omgordt en dat hij eerst aflegt, wanneer hij een drama schept. Het blijft nu nog een open vraag of dit zich-geven-in-alle-oprechtheid met bewustheid gebeurt of niet.

We hebben in zijn tooneelwerk, in « De Vertraagde Film », «Ik Dien », « De Man zonder Lijf », telkens sporen ontdekt van de worsteling van den dichter met het universum; van den strijd ook, die de naar eeuwige waarheden smachtende mensch voeren moest tegen den op schoonen schijn verblinden kunstenaar in hem. De overwinning is maar zeer trage gekomen. Ze lijkt zelfs niet volledig. Meneer J. B. Serjanszoon, de orator, is nog niet dood. Wie verzekert ons, dat hij niet onsterfelijk is al schijnt hij wel eenigszins verzwakt. Want den cultus van het kunstige, zingende woord, dat enkel mooi wil zijn, werd Teirlinck niet ontrouw. Waar hij het vroeger vaak drapeerde om wufte, grillige, maar bekoorlijke gedachtekens, zonder veel diepte doch altijd pittoresk en kleurig, daar bezigt hij het nu om de denkbeelden te sieren, waarin hij poogt -- en dit niet altijd te vergeefs! -- de essentie der dingen, de betrekkingen van tijd en eeuwigheid, te cristalliseeren. Zoo lijkt de ontwikkelingsgang van zijn dramatisch pogen, dat zich uitstrekt van «De Vertraagde Film» over « Ik Dien » en « De Man zonder Lijf » tot « Ave », ook de verbeelding te zijn van den kamp, dien de echte Teirlinck te voeren heeft tegen zijn literairen dubbelganger, Meneer J. B. Serjanszoon, ter verovering van ideëele waarden, die steeds op grooter hoogten boven de realiteit van elken dag zijn gelegen. Langzamerhand heeft zich in Teirlinck ontwikkeld de wijsgeerige beschouwer der levensdingen, losgerukt uit hun verband met de wisselende aardsche uiterlijkheden, ontdaan van alle toevalligheden door tijd en ruimte bepaald. De dichter wilde de kern bereiken van-wat-altijd-geweest-was en ook altijd-zijn-zal. Hij ging uit ter verovering van die wereld, waarop de menschelijke geest geen macht kan uitoefenen en waarop de menschen-handen geen vat hebben... de wereld, die hij geheel in zich zou kunnen dragen en die toch de oneindigheid buiten hem zou vullen... de éénige wereld, die strekt tot de onvatbaarheid van God...

Dit alles ging niet zonder heel veel moeite! Want het leven van elken dag met zijn realiteiten van kleur en klank en rhythmus trok den schepper weer naar de aarde. In «De Vertraagde Film » bleef de werkelijkheid overwinnaar, ook in het tweede bedrijf, dat immers toch niet meer was dan de lang uitgesponnen ontleding van de luttele momenten, die den mensch scheiden van de gevreesde oneindigheid. In «Ik Dien» -- als tooneel wellicht het beste werk --, waarvan het centrale bedrijf de omvademing bracht van het leven der vrouw in zijn veelvuldige vormen en dat als een synthetische voorstelling van de tragedie der liefde bood -- bleef toch het gebeuren op de planken vastgeankerd in de dagelijksche realiteit terwijl het contact met de bovenaardsche wereld, met de zuiver geestelijke oneindigheid, veeleer sporadisch bleef en dan bovendien nog langs kunstmatig-artistieken weg werd bereikt... Vollediger had Teirlinck zich losgemaakt uit de werkelijkheid en haar betrekkelijkheden van tijd en ruimte, van licht en kleur en maat, in «De Man zonder Lijf», dat als een overgangswerk moet worden bekeken. Want de dichter slaagde er toen nog niet in de spiritualiteit, die hij voor zich veroverde, uit te drukken in klare beelden en sterk-treffende symbolen. Het stuk was als een onrijpe vrucht, te voorbarig geplukt aan den boom der Kennis. Maar «Ave» -- het oratorio-spel ter verheerlijking der moederliefde -- is wel tot rijpheid gedijd. Teirlinck heeft thans, zoo niet een volledige, dan toch een afdoende zegepraal behaald op Meneer J. B. Serjanszoon, den orator, wiens rhethorikale woordenguirlandes den tekst der vorige spelen bezwaarden, en -- wat van meer belang is -- hij heeft het domein der zuivere spiritualiteit veroverd... Van zich-zelf mag hij getuigen: «O wereld, ik voel U... ».

In de historie van het Vlaamsche tooneel, zal «Ave » gelden als het eerste spel op louter-geestelijke grondslagen gebouwd -- het eerste welslagen na vele min-of-meer bewuste en met veel of weinig bijval bekroonde pogingen van Teirlinck-zèlf en van jongeren: als Anton van de Velde (Christoffel. De zonderlinge Gast), Putman (Looping the Loop).

Of « Ave » een tooneelwerk van blijvende beteekenis heeten mag, is een andere vraag.

II.

Als dramatist koestert Herman Teirlinck een opvallende voorliefde voor een paar motieven, met als middenpunt de vrouw -- als geliefde of als moeder. Vrouwenliefde en moedermin beschouwt hij, waarschijnlijk, als de twee polen, waartusschen het aardsche leven tot zijn essentiëele fases herleid, zich beweegt -- of als de subtiele uitloopers van het zieleleven, waarlangs de menschheid in aanraking komt met het geheimzinnige bovenaardsche.

De wijze waarop de man -- als minnaar of als zoon -- tegenover de vrouw staat, bepaalt den dramatischen hoofdinhoud der motieven. In «De Vertraagde Film» stelt de schrijver het egoïsme van den man tegenover de liefde van de vrouw. Voor den man is liefde de drift van zijn zinnen, voor een vrouw het leven-vullende gevoel, waaruit de moedermin geboren wordt. De man heeft zijn werk en zijn strevingen... We vinden dit zelfde motief in «Ave» terug, doch in meer abstracte vormen en vollediger uitgewerkt. De jonge man verlaat het meisje van zijn keuze omdat hij meent aan een roeping te gehoorzamen, opdat hij eens groot zou zijn en daarom de wenkende Idealen volgen moet... In « Ave » heet Teirlinck ze de drie Machten. Ze leven en bewegen boven het plan van het gewone, gelijkvloersche bestaan, waar men simpel-weg liefheeft zijn vrouw, zijn kinderen en zijn moeder. Zij lokken den man naar hooger...

In de « Vertraagde Film » repte de man van zijn fabriek, van zijn maatschappelijke positie... In «Ave» zijn de lokkende machten, die de liefde vernietigen, minder bepaald. Ze zijn enkel -- zooals Teirlinck zélf verklaarde --

« fantasievormen van ons begeeren, van onze zinnelijkheid, onze stoffelijkheid»... «Ge kunt er misschien in zien: het Hebben, of de gierigheid, het Toonen of de gloriezucht, en ook het Geven, de zoon van het Hebben... Alles stof...» Zeer duidelijk, zoodat slechts één verklaring mogelijk blijft, zijn deze voorstellingen van wat men, schijnheilig, -- het woord is van den auteur-zelf -- idealen noemt, evenwel niet omlijnd. Zij zijn de geestelijke machten die in den man het reine gevoel en het geweten bestrijden en overwinnen... En zie, de moeder van den man, zal de machten helpen omdat zij hoopt, dank zij hun overwinning, haar kind, dat aan haar liefde ontgroeide, te kunnen behouden!

In «Ik Dien » zagen we hoe ten-gevolge van het mannelijk egoïsme, dat aan liefde slechts een zeer betrekkelijke beteekenis hecht, de vrouw ten-onder gaat en enkel genade vindt bij God, die alles begrijpt en alles weet. Slechts in schijn staat een drama lijk « De Man zonder Lijf » buiten het enge verband, dat het gansche tooneelwerk van Teirlinck omvademt en het maakt tot een zuiver ideëel geheel, Inderdaad: de strijd tusschen den dwazen Jacob en zijn wijzen dubbelganger, wordt hij niet doorgemaakt én door den Man uit de « Vertraagde Film », én door Gratiaan in « Ik Dien », en door de twee jonge mannen in « Ave »? Terwille van de eenheid kan men het betreuren, dat noch in « De Vertraagde Film », noch in «Ik Dien », de essentie der gevoelens, geheel ontdaan van hun betrekkingen tot aardsche toevalligheden, zoo volledig werd bereikt als in «De Man zonder Lijf» en «Ave», welke beide stukken men daarentegen als te zeer abstract en derhalve als minder voor scenische verwezenlijking bestemd, zal doodverwen.

In « Ave » heeft Teirlinck de moeder verheerlijkt door de moederliefde, van haar wezen de essentiëele kracht, voor te stellen in haar strijd met de vrouwenmin, welke haar berooven wil van haar kind... Zijn menschen, heeft hij aan hun dagelijksche bekommernissen ontrukt, geplaatst tegenover hun gedachten en gevoelens, en voorgesteld in hun betrekkingen tot de groote geheimzinnige machten, die den wereldwentel regeeren. Zijn moeders worden gedreven door hun instinct. Zij zijn niets dan «moeder». Zij zijn het op zachte of op wreede wijze. Zij zijn goed of slecht. Schuldig zijn zij echter nooit, vermits ze enkel hun lotsbestemming volbrengen. Ze staan buiten de beschaving en hun wezen is niet onderworpen aan den invloed van eenig ander veredelend gevoel. Teirlinck wilde immers verbeelden de «volstrektheid van het moederschap»... dienende «boven God en de wereld, haar kind en totterdood, alleen haar kind»...

Helaas, zoo geheel zuiver instinctief heeft de auteur zijn uitbeelding van het moederlijk gevoel niet kunnen houden. Te zeer hoefde hij, terwille van de ontwikkeling der handeling -- hoe geheel innerlijk deze zijn wil -- het leven -- al was dat dan ook maar in zijn elementairste vormen! -- te doen ingrijpen. En wie het gewone bestaan inschakelt stelt ook het instinct, dat onverbiddelijk een rechte, vooraf-bepaalde, eeuwig dezelfde lijn volgt, bloot aan inwerking van invloeden van buiten-af. Zoo komt het, dat het beeld der Moeder, zooals Teirlinck het voorstelde, ons voorkomt als eenzijdig. Moederliefde is zooveel meer dan een primair instinct, ook dan wanneer men tot de bronnen van het leven, tot de oer-vormen der gevoelens wil terugkeeren... Het valt moeilijk geheel te gelooven in de moeder, wie Teirlinck een Ave toestuurt, ter wier eere de stem in den hemel een loflitatie bidt... Vooral in het tweede bedrijf -- den tweeden «tijd » van het drama -- kan de mee-voelende en mee-denkende toeschouwer, niet meer geheel opgaan in het gebeuren op het tooneel. Immers, juist omdat zij moeder is, moest de oude vrouw de smart van het door haar zoon verstooten, en door haar bestreden meisje, begrijpen en hierdoor tot opoffering bereid zich toonen. Zij bevordert liever den opgang van haar zoon. En hier weer kan worden aangevoerd, dat zij, die in het leven wijzer werd, toch weten moest, hoe dit wenken van de Idealen slechts een ijdel spel is! Maar wilde de auteur wel afdalen tot deze , diepten van het bestaan, waar de zuiver menschelijke verhoudingen overheerschend zijn? Hoeven de toeschouwers hem niet veeleer te volgen in zijn tocht naar mystischer hoogten, waar elke gestalte haar volle symbolische waarde, elk denkbeeld en ieder gevoel een volstrekte beteekenis verlangt?

In den tweeden tijd heeft Teirlinck dan den oppersten vorm der moederliefde geteekend, dezen welke noopt tot volkomen zelf-verloochening, tot zelf-vernietiging... De oude vrouw beseft, dat voor den « man » de liefde slechts een accident is, dat hij zijn strevingen volgen moet... Opdat haar zoon zijn opgang zou kunnen voltrekken, bidt zij: «Verlos mijn zoon van zijn moeder...» En wanneer zij geen moeder meer zijn kan is haar zending ook volbracht... Zij is nog de «mater dolorosa » die alles offerde... ook het eigen leven... Voor haar is wel de loflitanie bestemd, die uit den hooge neerruischt. Zij is wel de « onfeilbare moeder», door de hemelsche stem begroet met het zegenende « Ave ».

De onfeilbare moeder... Zullen we het bekennen? Zij heeft ons met afschuw vervuld, omdat wij van een zuiver menschelijk standpunt uit, haar daad beoordeelden, toen zij het meisje verstootte, dat de moeder worden zou van het kind van haar zoon. Wij voelden een afkeer gelijk aan dezen, die ons besluipt wanneer in een tragedie van Sophocles of Aeschylos... of een spel lijk «Koning Lear» van Shakespeare, de meedoogenlooze feiten hun logische aaneenschakeling volgen... Daarin worden primaire machten ontketend, wier vernietigende invloeden geen mensch ontvluchten kan. Diezelfde logische noodlottigheid is werkzaam in het door instinctieve moederliefde beheerschte synthetische drama van Teirlinck.

III.

Geen enkel van Teirlinck's drama's lijkt zoo logisch gebouwd, zoo vast en sober van lijnen, zoo monumentaal ondanks de beperkte verhoudingen. Men gewaart het, dat de auteur zich volledig uitgesproken heeft en zijn drama voorloopig niet beter worden kon dan het thans is.

« Ave » is een gematerialiseerde kunstenaarsdroom, waarvan inhoud en vorm vergroeiden tot een stijlvolle eenheid: subtiele harmonie van disparate elementen geboden door plastiek, kleur, beweging, rhythmus van gebaar en woord, klank van muziek en taal.

Van als het doek is opgegaan en terwijl ook het tooneel nog duister is, rukt de dichter den toeschouwer los uit de dagelijksche werkelijkheid en toch blijft waarneembaar de wilde bruising van het leven, welke gesuggereerd wordt door spelende gramofones, die elkaars geluiden trachten te neutraliseeren of te vernietigen. Wanneer langzaam het licht ontgloeit, merkt men, geschilderd op het fondboek, een reuzigen halven zonnecirkel : spiegelbeeld van den hemel. Daar tronen de reien, die het spel toelichten en ; door wier mond de dichter spreekt. -- Als de scherpe steven van een schip, strenglijnig en monumentaal, spitst een altaarvormig verhoog vooruit. Dat is het bovenaardsche plan. Daar bewegen de idealen, strevingen en betrachtingen, gesymboliseerd door de fantastisch-gemaskerde Machten. Boven hun hoofden wiegt zacht een zeepbel, waarin vreemde lichtglansen leven... zinnebeeld van de vergankelijkheid der nagejaagde hersenschimmen... En beneden, op den plankenvloer van het tooneel, leven en lijden de menschen : de moeder, de zoon, het meisje, dat, zoodra het licht gaat schijnen, alléén staat vóór het altaar. Daar wandelt geruischloos het Geweten rond, dat wijken zal voor der menschen eerzucht...

Opmerkelijk is het hoe Teirlinck, die zeer sterk de betrekkingen aangeeft tusschen de zgn. hoogere regionen van het geestelijk leven en het eenvoudige bestaan op de gelijk-vloersche aarde, waar de menschen hun gewone bestemming volgen, maar heel zwak en ternauwernood op de bovennatuurlijke verhoudingen -- die welke den mensch verbinden met den hemel -- heeft gewezen. Het is of hij, dat derde plan niet beheerscht, of het ontsnapt aan zijn oog en zijn visie zoo hoog niet doordringt. Hij waagt zich niet in die regionen van het ontastbare en van de metafysiek. Teirlinck's mysticisme voert hem niet verder dan tot op het tweede plan, waar ons beperkte geestesleven zich ontwikkelt, en wel zeer eigenaardig en scherp zijn de strevingen van het menschelijk verstand en den hoogmoed van de menschelijke ziel hier weergegeven. Het scepticisme van den auteur, die weet hoe daarboven het Geluk niet huist en elk pogen ijdel blijft, viert zich daar uit, doch blijft meer beheerscht dan in de tragedie van den dwazen en den wijzen Jacob, welke hier slechts geschetst wordt in haar eeuwig herbeginnen.

En terwijl de machten den jongeling lokken, wordt beneden de eeuwige strijd gevoerd... Het meisje denkt, dat haar liefde de heele aarde vult, dat zij voor den Geliefde de wereld is, het begin en het einde van alles. En ze offert heur jeugd en haar maagdelijkheid. De voldane man wil zijn idealen volgen en heengaan. Zijn moeder helpt hem, ook dan wanneer ze weet, dat het verstooten meisje een kind gebaard heeft. Zij wil, dat haar zoon, dien zij tot het beheerschen der wereld geroepen waant, zijn hoogere bestemming volgen zou, trots de vermaningen van het Geweten... En de jonge vrouw, wier liefde geofferd wordt, slingert de oude Moeder haar afschuw in 't gelaat en bidt God haar de kracht te leenen om Haat te kweeken.

Dat is de eerste tijd. Een eigenlijk conflict, dat de menschen tegenover elkaar plaatst, de hartstochten doet steigeren, is daarin niet aanwezig. Slechts zelden zien de optredende figuren elkaar oog in oog, komen hun wezens met elkaar in botsing. De actie is geheel innerlijk -- blijkt vaak enkel veruiterlijkte zelfontleding, waarbij de belichaamde abstracties lijk het Geweten en de al te vagelijk gekarakteriseerde Machten een voorname rol vervullen. De dynamische kracht straalt vooral uit het gedachtenzware, symbolenrijke woord. Meer dan eens zelfs kan de actie herleid worden tot gedramatiseerde lyriek. En dat is nog meer het geval in den «tweeden tijd», die scenisch zwakker blijkt te zijn, waarschijnlijk omdat, uiterlijk althans, daarin nagenoeg hetzelfde gebeurt als in de eerste akte. Heeft de schrijver een indruk willen wekken van den eindeloozen wentelgang der feiten, van het eeuwig herbeginnen van elke gebeurtenis, van de onveranderlijkheid der essentiëele dingen ?

In dezen tweeden tijd is de jonge vrouw uit het eerste bedrijf nu de oud-wordende Moeder en ook zij steunt haar zoon, die de Geliefde en zijn kindje wil verlaten om hersenschimmige idealen na te jagen. Maar wanneer zij merkt, hoe zij zelf een hinderpaal is voor den zoon, welke zich ook losrukken zal van haar, « die de heele wereld met haar kleine wezen wilde vullen», dan bidt zij -- en dit is de hoogste steigering der volstrekte moederliefde --: «Verlos mijn zoon van zijn moeder»... En het geweten omhangt het beeld der oude vrouw -- die voor de spits van den altaarvormigen tooneelbouw zit als een mater dolorosa, -- met een sluier, want nu zij geen moeder meer zijn kan, heeft het leven geen waarde meer voor haar. En uit den hooge dalen de litanieën de heiligende moederliefde tot lof...

«Ave» is cerebraal werk, dat dikwijls den geest boeit, zelden ontroert. Het lijkt bedacht, gebouwd op vooraf-bepaalde opvattingen met streng afgepaste denkbeelden, deze dan met sierlijkheid van woorden omsponnen. Ware daar niet de beeldenrijkdom van de taal, die den gewilden en schoonen eenvoud der lijnen breekt, we zouden dit werk vergelijken gaan bij een stoeren bouw in beton en ijzer, welke ons onwillekeurig noopt tot grooter bewondering voor het werk van den ingenieur dan voor den kunstarbeid van den architect. Waarom toch werden we zoo dikwijls genoopt tot een meebeleven van de worsteling, die de scheppende kunstenaar met de stof en met de techniek te voeren heeft? Een waarachtig groot kunstwerk, hoe zeer het dan ook de vrucht is van menige nachtwake, laat toch altoos een indruk van spontaneïteit, van natuurlijk gegroeid-zijn na ! We hebben naast den vernuftigen denker Teirlinck, die te zeer en te bewust bekommert lijkt om de ontdekking van het wezen der dingen, toch heel dikwijls den dichter aan het werk gezien. Maar de poëzie in « Ave » schuilt, net als de dynamische kracht, te uitsluitend in het woord zelf, hetwelk zoo krachtig suggestief blijkt, dat het telkens weer voor onze verbaasde oogen wondere grotten vol schoonheid doet opengaan.

Men voelt, helaas, in «Ave» den tooneelvorm niet als een noodzakelijkheid. Een andere vorm zou wellicht beter hebben gepast en den auteur niet gedwongen hebben tot een omslachtig behandelen van personen en geestelijke roeringen ten einde de innerlijke dynamiek om te zetten in de op de planken toch onmisbare uiterlijke actie.

Teirlinck zelf moet dat ook gevoeld hebben, want hij heette zijn werk een « oratorio spel» -- aldus de tweeslachtigheid ervan zeer raak kenschetsend.

(1) Interview met Joh. de Maegt in « Het Laatste Nieuws > van 6 Maart 1928.

(2) « Ave » werd gecreëerd in den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg van Brussel in Maart 1928.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
    vertraagde film • Het stille gesternte • leven • teirlinck • (author) Lode Monteyne • vrouw • menschen • De vertraagde Film • wereld • Het ivoren aapje • ivoren aapje • auteur • vertraagde • Herman Teirlinck • liefde • herman teirlinck • De wonderbare wereld • film • man
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    moeder • leven • teirlinck • Ik dien • (author) Lode Monteyne • menschen • De vertraagde Film • geheel • auteur • Herman Teirlinck • wereld • tijd
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "I... 1926
    leven • teirlinck • Ik dien • (author) Lode Monteyne • De vertraagde Film • Zon • Herman Teirlinck • dien • elken dag • auteur • herman teirlinck • wereld • film
  4. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck : "... 1924-12-11
    moeder • vertraagde film • leven • teirlinck • Ik dien • Man zonder lijf • Herman Teirlinck • De vertraagde Film • Zon • Het ivoren aapje • herman teirlinck • film • man
  5. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Herman Teirlinck: "A... 1938-11
    moeder • leven • teirlinck • Herman Teirlinck • menschen • Ave • machten • ave • herman teirlinck
  6. ◼◼◻◻◻ Jan Boon: Tooneelrenaissance i... 1924
    Anton Van de Velde • leven • Christoffel • Ik dien • Herman Teirlinck • dichter • menschen • De vertraagde Film • Willem Putman • herman teirlinck • William Shakespeare • De zonderlinge gast • tijd
  7. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Willem Putman: "Loop... 1926-04-11
    Willem Putman • teirlinck • Ik dien • Man zonder lijf • (author) Lode Monteyne • De vertraagde Film • Anton Van de Velde • auteur • Herman Teirlinck • Looping the loop
  8. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
    vertraagde film • leven • teirlinck • Ik dien • Man zonder lijf • (author) Lode Monteyne • ter verovering • De vertraagde Film • Herman Teirlinck • man
  9. ◼◻◻◻◻ F.D.P.: De Vertraagde film... 1922-03-10
    vertraagde film • teirlinck • vertraagde • De vertraagde Film • herman teirlinck • Herman Teirlinck • film
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Anton van de Velde: ... 1926
    Anton Van de Velde • De zonderlinge gast • Christoffel • (author) Lode Monteyne • Willem Putman • auteur • Looping the loop • Herman Teirlinck • tijd