Onze jonge tooneelbeweging

Wim Doevenspeck, 1929-11-01


Source

Jong Dietschland, 1929-11-01 pp. 701-703


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Anon.: Geestelijke verwarri... 1930-01-10
  2. ◼◻◻◻◻ Anton Van de Velde: "Moet Barbertje hang... 1930-02
  3. ◼◻◻◻◻ Jan Oscar De Gruyter: Leidende gedachten b... 1924-04
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Johan De Meester jr... 1929-07-07
  5. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Contra Politiek Tone... 1929

Onze jonge tooneelbeweging.

« De onbevangenheid en de frischheid, de strijdvaardigheid en de integraliteit van elk nieuw geslacht, -- ziedaar wat de wereld nog voor volkomen mufheid en tevredenheid behoedt, wijl zij het de moeite waard achten bedrog en verrotting te ontmaskeren. » G. Bruning.

1. Wat is toneel ? Het is de kunst der menselike beweging.

2. Deze beweging, uitdrukking van het menselik leven. Er zijn gesloten terreinen voor het toneel. Het vegetatieve leven der natuur en stilleven. Daarom veel meer dan welk andere kunst nog heeft het toneel zich laten verstrikken in het psiekologies gevalletje, in het analieties verstukkelen van den mens, dan wel alle levenselementen gaaf te houden in een schone verhouding.

3. Het instrument dezer beweging is de akteur.

Het is 'n wonder kringetje. Onderwerp, maker en instrument, het is de mens.

De mens die met de mens uitdrukt, de levende, de handelende, de volkomen.

Nooit kunst zal meer verstandelike beheersing vergen dan wel deze, want nooit kunst bond zich aan meer onvolkomenheid; maar geen kunst ook sluit in zich de mogelijkheid dezer driedubbele kreatieve kracht.

Het is de kracht van het meeste of het minste. Het is de kunst van het levende leven in z'n duizelende ongebondenheid in zich zelf getemd tot 'n gave schoonheid door degene die zelf dat leven ondergaat.

Wat hebben zij afbreuk gedaan aan deze geweldige perspektieven van het toneel, die onder de leuzen van « Stilte op het toneel » (O Willem Putman !) en « het woord bovenal » het leven verstart hebben in z'n meest felle kunst tot 'n ik-val-flauw literatuur van boudoir-gemanierdheid, misterieuze geniepigheid of ingezakte dominee-retoriek.

Waar in alle andere kunst het probleem der waarachtige zuiverheid scherp en met nadruk gesteld werd, teert ons toneel nog steeds op het sjarmante bedrog van dekoratieve behaaglikheid.

Slechts dan bestaat er mogelikheid de beweging naar 't niew toneel stout-durvend in te zetten, wanneer we ons eens duidelik en oprecht rekenschap zullen gegeven hebben over het eigenaardige wezen zelf, en de elementaire bestanddelen dezer kunst. We willen het niet ontduiken, het is zeer gewaagd, midden de kaos van hortende proklamasies, 'n formuul te slagen van zuiver praktiese direktheid. Toneel is een kompromis. We kunnen ons verstandelik wel 'n skema indenken voor 'n ideëel-zuiver toneel, maar prakties dunkt ons dit 'n verre onmogelikheid: Het gegeven is een artistieke beweging te scheppen.

De maker is de regisseur. Maar hij staat reeds niet meer vrij, want vóór hem was de auteur die hem bindt aan 'n bepaald aksie-verloop. En zelfs al schreef de regisseur zelf z'n stuk, dan nog beheerst hij maar relatief het aksie-plan. Hij wordt gekomprommiteert door het instrument van uitvoering dat 'n individu is: de akteur. De akteur heeft te zijnen dienste -- en hem volledig ondergeschikt -- het materiaal: woord, dekor, licht. Maar er is het publiek.

Toneel is 'n tijdskunst. Haar vormelik bestaan valt met het doek. Zij hoeft dus een publiek te winnen, zij spreekt slechts tot een generasie, en dit nog wel slechts binnen de schamele duur van 3 tot 4 uren. Zij kan niet traag inwerken, maar moet hevig, snel en direkt zijn.

Het moderne toneel moet dus, voor deze tijd, steunende op het kompromis in het wezen zelf dezer kunst, de zuiverste realisasie vinden van haar artistieke potensie. Zich niet kunnende abstraheren van het dageliks leven, en de dagelikse mens tot voorwerp hebbende, zal zij dan ook de levende maatschappij akteren tot 'n kunstvaardige realiteit, bij middel van haar scherp onderscheiden eigenheid: de beweging. Deze beweging zal zijn de artistieke uitbouw van de handelingen der dagelikse mensen.

Wat staat dit ver af van n individualisties grilletje in lijmerige verzen gezongen en gestreeld door de fluwelen kleuren van 'n impressionisties dekor, en wat staat dit ver af van; de onvolkomenheid en de laksheid van ons hedendaags toneel.

De Meester stelde in deze de eerste, sterke daad met z'n Lucifer-regie.

Na hem ken ik slechts Lode Geysen die hard en stout nog steeds langs deze lijn-richting de meest verbazende eksperimenten plaatst.

Als de artist zich teoreties verantwoordt, verdedigt hij zich zelf. Elke verdediging is konkreet en eng-persoonlik. Het hevigste absolutisme van onze moderne generasie, het geuzen-Scheldlied, de beeldstormers- en ruitenbrekers-roes, zijn slechts de doodeenvoudige en noodzakelijke verschijnselen van hun eigen pogen om de tradisie met een punt te verleggen.

De lucht wordt vol wilde kreten geschoten. Over het gruis van musea en akademies stapt, luidruchtig, hard en zelfbewust 'n nieuw geslacht.

Jong zijn ! Entoesiast zijn !

Het is de strijd van elke niewe generasie om zich vrij te maken van haar wijze, vermanende tante. Het is de intocht van 'n nieuw leven in nieuwe mensen.

En zo is het goed, al verstilt ook weer spoedig deze stoute opmars en al wordt ook de tradisie maar met één punt verlegd.

De vroede estetiekers, die de geschiedenis schrijven, zullen uitmaken welk ontzaggelike betekenis dit ene punt heeft voor het gezonde voortbestaan der kunst.

Tussen het gezellig genieten van traaggerijpte, buikzieke vruchten, en het uitbloeien tot 'n niewe gave volkomenheid, staat de jeugd, strijdvaardig.

Geysen.

Geysen wil het toneel-probleem - gesteld: « Wat is toneel?» - oplossen naar 'n vaste formuul. Daar waar anderen het probleem stellen respektievelik voor elk stuk apart -- « Hoe breng ik best dit stuk tot 'n sukses ? » (kriterium : 'n gemakzuchtige publiek) -- trekt hij er op uit met 'n beslistheid en 'n absolutisme die voor 'n teoretikus onhoudbaar, maar 'n regisseur in z'n eksperimenteel betrachten goed metaal zijn.

Toneel is toneel. Is niets naders, niets minder, niets daarbij. Geen resultante van faktoren (schilder-, muziek-, woord-, dans-, ect. -kunst) toegepast in gelijke of ongelijke dosis maar scherp onderscheiden, zelfstandig.

« Dit wil niet zeggen dat we levensritmes in het toneel willen invoeren. Leven en toneel zijn twee verschillende zaken. De daad werkt rechtstreeks in het leven in. Het gevoel werkt. Het hart leeft. Het woord gaat naar de hersenen, het woord beroert het verstand. De toehoorder kan oordelen, redeneren, en een verstandelik genot over zich voelen komen. Maar het hart, de levensader zal haar deel niet krijgen. Wij willen een gezond toneel. Zie wat ge ziet. De daad van de akteur zal in u inwerken, u beroeren, uw gevoel bereiken... »

Na de eksperimenten en faljieten van prinsiepen als « poésie pure » -- « plastique pure » -- wil dus Geysen dus « le théatre pur » proklameren, en hij konstrueert 'n toneel dat 'n kompleks is van levens-ireële, zuiver-dinamiese bewegingen. 'n Teater gimnastiek.

De mens echter, de dagelikse, uit zich in geijkte bewegingen. Het toneel nu dat zich abstraheert van deze geijkte uitdrukkingen in 'n zuiver (?) kreatieve vorm, vereist van de toeschouwer, dat hij tegenover het werk louter begripsmens zon zijn, en de tradisie verliezen van al de vormen en gebaren die hem in het leven lief zijn, want nuttig.

De mens scheidt niet ongestraft van zich zelf.

Eevenzo ligt er tussen de nauw-sluitende zuivere teorie van Geysen en zijn vertoningen ievers 'n onmogelikheid. 'n Onmogelikheid die mijns dunkens niet wegvalt met de uiterste raffinering der dienende elementen zelf. De onmogelikheid is de straf. Nochtans heeft hij z'n publiek gewonnen. Op elke vertoning te Brasschaet is er oprecht sukses. Dit echter geen artistiek resultaat, maar wel het loon voor z'n durf en z'n eerlikheid.

Het impressionisme heeft met vrouwen langharige tederheid geteemt in de schemer van 'n mauve boudoir-atmosfeer.

Geysen nu is heerlik brutaal, hard, ruw, entoesiast. Hij miskent alle sentimentele nuanse, danst de verbluffende dans der ruwe scheppende kracht. Zijn vertoningen doen aan als 'n malaise. Ze ontstellen u en maken u vrij. Zij zijn bezeten van 'n geweldig entoesiasme, een dinamies entoesiasme, een bestendige dinamiek. De dinamiek op het toneel brengt zeker redding. Zij verlost de toeschouwer van het inaktief zijn, breekt de beeldende insenering om 'n steeds aktieve, teater beweging mogelik te maken: geweld van arbeid. Overdadig geweld. Baldadigheid ? Gebalde daad. Harde, gesneden, parade-gebaren. Paniek. Links en rechts, voor en achter, op en neer, en dan...

Wel vertrekt dit toneel van 'n levensrealiteit, maar vergeet ze gaandeweg. In de plaats van het Leven, substitueert Geysen dan « leven maken ».

De bourgeois zegt : « Ajakkes ! maakt toch zo'n leven niet ! »

Wij leven in 'n tijd van harde onverschilligheid. Geysen neemt het publiek tot vijand. Onverschilligheid is de grootste vijand.

De meneer die naar de schouwburg komt, blijft nochtans in z'n auto zitten.

Daarom geeft Geysen auto's op het toneel.

Maar moet daarom de natuurlike mens gedood ?

In de plaats van de mens van alle dagen stelt Geysen de masjiene-akteur. Dit kan hoogstens tot 'n imitatieve kuriositeit leiden. Geysen maakt er 'n sisteem van.

De ziel ? Schoonheid -- een verstandelik genot ?

Dit is de straf : Er is sterkte, er is kracht van direktheid, er is zenuwspanning, als bij 'n boksmatsj.

Maar er is nog altijd niet het laatste verpuurde moment van het volledig kristalitasie-prosses: Schoonheid.

Betekent dit 'n onherroepelik faljiet ? Toch niet. Evenals kubisme, plastique pure e.a. de schilder weer de zuivere waarde van de vorm-verhouding heeft leren kennen, zal het toneel van Geysen de akteur weer aan zich zelf geven.

Als Geysen de breuk kan herstellen tussen de mens-akteur die af en toe in z'n werk, ongetemd, bandeloos uit schreeuwt boven de hard-gesneden, gedrilde mekaniek der beweging, dan zal hij ons de niewe vorm geschonken hebben waarin de niewe mens z'n klassiek toneel-beeld zal herkennen.

Tussen het vermolmde, fraaie toneel, en het in schoonheid minstens even hoog uitbloeiende, voldragen-niew toneel, in 't midden, het werk van Geysen, 'n voedend werk, ruw, gezond, sterk.

Wie wordt er ziek van roggebrood ?

De vet-doorvoedde Salon-parvenu.


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Anon.: Geestelijke verwarri... 1930-01-10
    Lode Geysen • Willem Putman • Johan De Meester jr.
  2. ◼◻◻◻◻ Anton Van de Velde: "Moet Barbertje hang... 1930-02
    Willem Putman • Lode Geysen • zn • Johan De Meester jr.
  3. ◼◻◻◻◻ Jan Oscar De Gruyter: Leidende gedachten b... 1924-04
    leven • schoonheid • kunst • mens
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Johan De Meester jr... 1929-07-07
    (date-year) 1929 • Lode Geysen • woord • publiek • Johan De Meester jr.
  5. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Contra Politiek Tone... 1929
    (date-year) 1929 • Lode Geysen • Johan De Meester jr. • kunst
  6. ◼◻◻◻◻ Anon.: Tooneel in Vlaandere... 1929-11-20
    (date-year) 1929 • Willem Putman • (date-month) 1929-11
  7. ◼◻◻◻◻ Paul de Mont: Een belovend jong re... 1928-04-27
    Lode Geysen • Johan De Meester jr. • geysen
  8. ◼◻◻◻◻ M.V.: Stadschouwburg te Br... 1932-01-29
    Lode Geysen • Johan De Meester jr. • geysen
  9. ◼◻◻◻◻ Cr.: "Geschiedenis van ee... 1929-01-04
    (date-year) 1929 • Johan De Meester jr. • publiek
  10. ◼◻◻◻◻ A.J.M. Wijdeveld: Wijdeveld: "Gudrun" ... 1930-07-11
    zn • Johan De Meester jr. • schoonheid