Het is een beroerde, onverwacht bewogen, en... zwaar gevulde avond geworden. Met blijkbaar zeer gespannen verwachten was een talrijk, en, als altijd, uitgelezen publiek, voor deze gala-avond opgekomen. Het had lang half acht geslagen, toen de wakkere Gentsche propagandist van het Vl. Volkstooneel, heer Prof. J.J. Van Hauwaert, ons in het oor kwam fluisteren: "De auto met de dekors, kostuums, etc. sinds drie uur uit Brussel vertrokken, arriveerde nog niet! En wij ontvingen ook geen telegram, Niets! Wij vermoeden een ongeluk. Deze confidentieele jobstijding scheen allengs, sporadisch, ook hier en daar tot het groot publiek door te zijpelen, want men zag in de zaal enkele angstig geworden tronies, en de algemeene spanning welke in de atmosfeer hing, werd er des te pikanter om. Het werd acht uur en een kwart... "Juffer, zijn er nog altijd geen programs te krijgen?" Een bedeesd hoofdschudden. Dit was een slecht teeken. En steeds bleef het gordijn der reclames onberoerd hangen. Dit onvriendelijk, bont beklad gordijn als een muur tusschen theater en publiek, werd ten slotte als een vijandelijk iets dat nerveus stemde. Op de hoogste galerijen zette nu, piano, een ongeduldig voetgestommel in. Eindelijk... heel traag, ontzettend traag, als weifelend, ging het reclamedoek in de hoogte. Het was toen half negen. Toen verscheen daar plots onze sympathieke collega Jan Boon op het podium, en zei, met een te begrijpen ontroering, nagenoeg het volgende: "Dames en Heeren, ik heb U de slechte mare te melden dat de auto van het Volkstooneel met heel ons dekor, en de rest verongelukt is... (Hier een ontsteld gemompel in de zaal.) Maar de muziekanten zijn er, en wij willen U van avond dan toch iets geven: de auditie van Strawinsky's muziekpartituur. Uwe kaarten blijven in elk geval geldig voor Vrijdag 4 Januari, waarop de vertooning die heden moest plaats grijpen, zal doorgaan." Dit bracht ontspanning in de zaal, en toen dan eindelijk de Pro Arte-groep op het tooneel had post gevat, en leider Prévost voor het voetlicht verscheen, was er tevreden applaus. Even kwam nog Johan De Meester, met zichtbare nervositeit, de aandacht van 't publiek trekken op deze onverwachte muzikale auditie, en dan ging hij er, als voorlezer, op zijn stoel, rechts, bijzitten. En het orkest begon. Johan De Meester deklameerde: "Een soldaat op weg naar huis..." en de hardklankige Strawinsky kreeg het woord. Nu: van alles scenisch kommentaar ontdaan, in haar volle naakte disharmoni tot ons kwam, maakte zijn muziek van meetaf den indruk van den snijdenden fusainkrabbel van een Jespers. De virtuositeit der uitvoerders, waarbij vooral de violonist heer Onnou (stellig geen onbekende voor de muziekliefhebbers) zijn techniek kon doen gelden, kwam hierbij ook dadelijk aan het licht. Strawinsky, wat kunt gij formidabel lenig en origineel met de rythmiek omspringen... Doch. Een nieuw "coup de théâtre."
Wij hooren ergens gedempt uitroepen: "Ze zijn daar!" In de schemerige zaal gaan, gejaagd, deuren open en toe. Gestalten bewegen. Er wordt in petto geparlesant. Voorlezer De Meester, op het tooneel, kijkt, tersluiks, met een nieuwsgierigheid welke steeds crescendo gaat, achter de schermen, en zijn stoel schijnt hem onder het lijf te branden. Zijn soepele beenen teekenen met duidelijke taal, het dilemma af dat zich binnen hem afspeelt: Zou ik opstaan? Zou ik niet opstaan?... Eindelijk, voetje na voetje, heeft hij zich met de hem eigen radde soepelheid, heelemaal naar de schermen toegekeerd, en, muisvlug, muis-stil, trippelt hij er van door. Ook bij den leider Prévost teekenden zich allengs lijnen van weifeling af, tot ook hij plots kordaat den dirigeerstok naarlei, en van 't theater verdween. Het werd in de zaal een nieuwe spanning van [???]. Epiloog: heer Prévost verschijnt weer, en kondigt, zeer hoffelijk aan: "Mesdames, Messieurs les décors viennen d'arriver. Nous allons prendre place dans la salle et on recommencera le tout!" waarop dreunend bravo-geroep loskomt. Kortom, het was dien memorabelen avond bij half tien toen eindelijk de vertooning kon aanvangen; en het was ver over middernacht toen zij eindigde. Maar verveeld hebben wij er ons niet. Na de recensies welke reeds over de jongste prestatie van het Vl. Volkstooneel verschenen, kunnen wij onzen indruk bondig saamvatten. Wij blijven er alleszins het Vl. Volkstooneel dankbaar om dat het ons liet kennis maken met deze moderne kunstuitingen. Al is dit ook geen kunst naar ons hart, het blijft niettemin een prestatie welke waardering afdwingt; des te meer dat hier een merkwaardige krachtinspanning werd geleverd, en deze, heel den avond door, op een niet gering artistiek peil stond. De drang naar éénheid, welke op heden meer dan ooit alle kunsten schijnt te stuwen naar versmelting, waar dan klank, rythme, plastiek, tot een soort drie-eenheid vergroeien, en met driedubbelen slag op onze hersens en zenuwen komen hameren, werd hier op een haast periekte wijze bereikt. In de scherp suggestieve dekors van Jespers, werden spel der acteurs en muziekillustratie van Strawinsky inderdaad één. Wij voelen kapot te slaan, doch wij erkennen volmondig dat geen lust den wierookpot op Strawinsky's neus wij bij poozen stark werden aangegrepen door de bijtend-rauwe expressieve kracht [???] het weergeloos rythmisch vermogen van zijn orkest. En, Goddank, het snobisme bleef bij dezen indruk totaal uitgeschakeld. Wil de nukkige Rus ons nu met dit alles eenvoudig in het potje riemen? Om het even, wij vergeten niet dat hij de geniale komponist is van werken als "Petrouchka" en de "Vuurvogel". En al schijnt hij, in de laatste jaren, steeds enthousiaster (of is het slechts stelselmatig?) partij te kiezen voor het kordaat disonante dat, naar het rake woord van een Fransch muziekcriticus "voor sommige coren al even onmisbaar is als morphine voor sommige menschen", het is ook een feit dat de volgende uitspraak niet klakkeloos in den wind mag geslagen: "Het ware dwaas het groot talent van Strawinsky te loochenen, en onvoorzichtig hem al te voorbarig te oordelen, want wij hebben reeds een afdoend lang verleden achter den rug om op heden menig werk te zien toejuichen dat weleer op een schrikkelijke hostilite werd onthaald!" Deze uitspraak is deze van den overigens zeer bedaarden, klassiek voelenden en oordeelende criticus Arthur [???] in zijn werk "Evolution de la Musique de théâtre depuis Meyerbeer jusqu'à nos jours".
De muziekpartituur van "Geschiedenis van een soldaat" zetten wij volkomen op een lijn met de dekors van Jespers, waarvan de evocatieve, zerpe kracht algemeen werd geprezen, en dit is, naar ons oordeel, de beste en ook kunstige maatstaf voor de waardebepaling dezer muziek. Zij versmolt met het stuk. Zij projekteerde de gebaren en beelden ervan tegen een schokkend dekor, vol onrustige kleuren en lijnen, met, soms, enkele wonderlijk fijnzinnige pasteltinten. Emotie bracht zij niet. Maar, zij boeide. Zij bracht spanning. Zij gaf een klop tegen onze hersenpan. En boeiend in hooge mate, niet het minst door heerlijk samenspel, was de vertolking op de planken. Ik weet niet goed of onze menschen nu dit alles volkomen hebben begrepen, doch niet één heeft er stellig onverschillig gezeten, en, aan het einde, mochten spelers, voorlezer, danseres, en muzikanten, een ovatie in ontvangst nemen.
"Orpheus" van Cocteau sloeg minder in. Althans, scheen voor velen een zeer doezelig iets te zijn. Of het fataal loomheid wekkend nachtuur hieraan ook schuld had? Moest ik even aan gemakkelijke woordenspelling doen, dan zou ik zeggen dat dit stuk van Cocteau mij altemets den indruk gaf van een... cocktail. Daar is van alles in: driedubbele extracten van symbolischen absint, van geestelijken cognac, van ironischen whisky, van lyrische champagne, en enkele droppen religieuze siroop... Hier krijgen wij al de weerschijnen en flikkeringen van een ultrasubtiel prisma en dit prisma is de geest van Cocteau zelf, die zich in dit vreemd stuk al even ego-centrisch opsluit als onze vroegere precieuze sonnetten-ciseleurs in hun ivoren toren. Kunst: brood voor de massa, manna voor het volk, - neen, dat biedt dit stuk niet. Doch, met niet geringe belangstelling volgden wij daarin de meesterlijke acrobatieën van den fantast en den symbolieker, en bewonderden de stoute, slank opschietende lijnen der spiritueele fusees: alles specifiek Fransch, - talentvol, - maar toch in het teeken der decadentie. Decadentie is steeds daar begonnen waar de dichters moedwillig duister werden... Ook om het vertolken van dezen "comprimé" (vooral heer Verheyen was hier kostelijk), verdient het Vl. Volkstooneel een blommeken, en wij hopen nog op meer dergelijke gala-avonden vergast te worden.
Cr.