A la manière de..
Victor J. Brunclair, 1933-08-11
Source
Pan, 1933-08-11 p. 2
Items that may be related to this text • More...
- ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Voor den gongslag. "... 1933-02-17
- ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ter nagedachtenis va... 1933-03-17
- ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: De vrienden van de K... 1933-09-22
- ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: E. Claes over "De Wi... 1933-11-18
- ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
A LA MANIERE DE...
Diep is de nacht en ook uw oogen, Arabella. Mijn schamelheid vermergelt aan uw weidsche praal. Mijn trots, ik leg hem aan uw voeten, die ik heeten zou, had Is het bolwerk dezer borsten oninneembaar? Laat uw haarval over golven dit bebloemd balkon. En veerlicht stijg ik naar u toe, langs lokken die liggen tot trappen zijdezacht gepermanent.
Lowieke Pittevil was de oolijkste dreumes van het dorp. Ofschoon het niet iederen morgen processie was, droeg Lowieke toch bestendig kaarsen waarvoor zijn neusvleugels omgekeerde kandelaars waren. Lowieke was één verschrikking voor zijn pokdaligen onderwijzer, die door de kleuterbent genoemd werd; de uitgepeuterde krentenkoek. Eens was bij de les van Vlaamsche taal de inspecteur verschenen, een lange, gewichtige man met een schedel waarop men schaatsen rijden kon, zoo glad en kaal als hij was. Toen hij zijn intrede deed, riep Lowieke: « Doede-w-haar uit ew ooge! » Dè opzichter schraapte zijn keel, snoot zijn neus en zei: « Wie heeft « de Witte » geschreven ? Gij daar op de eerste bank ! » Stanneke van den barbier, een zeer bedeesd jongsken, begon dadelijk te blerren en zei door zijn tranen heen : « Ik niet, meneer den inspecteur! » De hooge ambtenaar keek vergramd naar den pokdaligen onderwijzer die zoodanig aan 't zweeten ging dat de druppels in alle pokkenputjes bleven vasthangen. De onderwijzer haastte zich te antwoorden : « Hoor eens, meneer de inspecteur, de kleine is altijd oprecht geweest. Als hij zegt dat hij het niet gedaan heeft, mag u hem, gelooven! » De inspecteur werd woedend en plots richtte hij zich tot Lowieke die daar zat met een mond vol spin. « Gij daar, gij ziet er nogal knap uit voor uw ouderdom. Ik vraag aan uw medescholier wie « de Witte » heeft geschreven, en hij zegt: « Ik niet ». Ik maak dit ergerlijk feit kenbaar aan uw meester en die zegt dat ik uw medescholier Stanneke moet gelooven, want dat hij oprecht is. Wat denkt gij daar zooal over? » Lowieke rap als de wind antwoordt: « Geen wonder, met een kop als de-n-uwe zulde gij da noeit te wete kome! »
De driemaster met fraaie takelage kwam de rivier opgezwierd. Aan den elleboog van Austruweel maakte hij een sierlijke boog. De sassemier van het Bonapartedok werd door de slankheid van het binnenvarende schip zoo begeesterd dat bij toeval zijn pruim aan zijn verbaasden mond ontsnapte en in het zilte sop neerplofte. Ook de kringetjes spuwers keken even op. Daar kwam de zeiler langszij. Van in het want riepen de janmaten jochei. De meertouwen krijschten rond de kaapstanders. Een gangway werd gelegd. Aan wal stond de bonte rei der venusdierkens. De veelkleurige jurken harmonieerden levendig met de wimpels van de masten. Zoodra de eerste matroos voet aan wal zette trok Rosse Stan uit zijn harmonica de eerste noten van een melopee. Arm aan arm op de tonen van dit klankrijk havenlied ging het nu naar de taveernen. Op de schenkbanken rinkelden de zuurgewonnen penningen van de lange omvaarders. Een neger uit Paramaribo wedijverde in zwartheid met den koolemmer. Heel het estaminet wemelde van rumoer. Jaak den Drol, huisvader van 2 kinderen geraakte slaags met Piet de matroos, want beiden dongen naar de gunst van Lange Lia, een monster Venusdierken van den Guldenberg. Plots kreeg Jaak een messteek in den flank en zeeg met een gesmoorden vloek neder.. Toen hij weer bijkwam ontwaarde hij de grijze wanden van het hospitaal en aan zijn voeteneinde was de treurnis van zijn vrouw en het geblee van zijn twee arme bloeikens van kinderen.
De bleeke infante uit den kruidenierswinkel had, toen de laatste stappen van de voorbijgangers verstorven waren, de rolluiken neergelaten. De niets vermoedende ouders waren naar hun alkoof getogen en vader snorkte gezellig onder zijn pinnemuts; Behoedzaam zette Isabel, zoo heette het beminnelijke kind, de bel af, opende de deur en doorliep met trippeltred enkele straten van het onder de sterren ingedommelde stadje. Na eventjes schuw uit haar kapmantel te hebben opgekeken, hield zij stil aan een verstorven heerenhuis, waarvan de koetspoort krullenornamentiek vertoonde als de waar van een eerstklassig pasteibakker. Donker klonk de klok door den hollen gang. Met korte pasjes naderde de huisheer en ontgrendelde de poort. Weldra zaten zij beiden in het vriendelijk vertrek. Haar lichtgewelfde boezem joeg onder het laaguitgesneden kleed. Zijn haren waren zilvergrijs en hij speelde achteloos met den kwispel van zijn kamerrok. De vleugel stond gereed. Dra kittelden haar vingeren het ivoor en klonk Beethoven's « Ich liebe dich so wie Du mich » opus 287 vroom door het verstild vertrek. De wijding werd slechts gestoord door de korte snikken van den ontroerden grijsaard, maar toen de laatste klanken vergleden waren, veegde zij de tranen van zijn doorgroefd aanschijn met een zakdoekje waarvan de randen waren uit authentieken Brugschen kant.
Onder zijn scharlaken zotskap grinnikte Hein de roedensnijder. Weer was het karnaval en heel de buurt had de zottebol aangebonden. Verlodderde dellen op hooge hakken dansten hun sarabande. Hein grabbelde naar een toevalligen leest en begon met de veroverde harpij een woest en galop. Zat stortten zij weldra neer vlakbij de moederriool. Daar bleven zij kwijlen en razen tot den ochtendstond. Dan kwam een uitgeslapen gardevil de feestvierders wekken. Toen zij van hun gelegenheidsgebed oprezen bleef als eenig spoor van hun aanwezigheid een plasje pisgeworden faro. Hein poogde het procesverbaal met de belofte aan een dikkop af te koopen maar de ongeschoren vertegenwoordiger van het openbaar gezag bleek een geheelonthouder te zijn. Eindelijk toch nam hij na een tikje van dankbaarheid aan zijn zomerhelm, genoegen met twee zoute saucyzen, die hij, zoo zwoer hij plechtig, als morgenkost zou voorbehouden aan zijn overtalrijk kroost. Hein en zijn vriendin bleven wallebakken in het Vossengat tot den eersten morgengloor van Asschenwoensdag.
Als wij de « Groote Neuzen » van
Items that may be related to this text
- ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Voor den gongslag. "... 1933-02-17
Victor J. Brunclair • Willem Putman • Jos Janssen • De wonderdoktoor • Het oordeel van Olga • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair - ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ter nagedachtenis va... 1933-03-17
Victor J. Brunclair • Jan Oscar De Gruyter • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1933 • William Shakespeare • (author) Victor J. Brunclair - ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: De vrienden van de K... 1933-09-22
Victor J. Brunclair • Willem Benoy • (date-year) 1933 • William Shakespeare • (author) Victor J. Brunclair - ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: E. Claes over "De Wi... 1933-11-18
Victor J. Brunclair • Maurits Sabbe • Ernest Claes • (author) Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 - ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Ned. Schouwburg. "Ma... 1933-12-16
Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • Jan Oscar De Gruyter • (author) Victor J. Brunclair - ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-03
Victor J. Brunclair • Jos Janssen • (date-year) 1933 • (author) Victor J. Brunclair - ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "Hamlet" door... 1933-09-22
Victor J. Brunclair • (date-year) 1933 • William Shakespeare • (author) Victor J. Brunclair - ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: K.N.S. "Volpone", do... 1935-03-17
Victor J. Brunclair • Willem Benoy • William Shakespeare • (author) Victor J. Brunclair - ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Kon. Nederl. Schouwb... 1933-07-14
Victor J. Brunclair • Willem Benoy • (date-year) 1933 • Jan Oscar De Gruyter • (author) Victor J. Brunclair - ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Dr. J.O. De Gruyter... 1929-02-27
William Shakespeare • (author) Victor J. Brunclair • Jan Oscar De Gruyter • Willem Benoy