Philippe Lambert : "Et Satan conduit le Bal" in het "Théâtre du Parc"

Willem Putman, 1925-01-20


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 243-247.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Henri Ghéon : "Duim... 1925-01-27
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Gustave Van Zype : "... 1925-10-24
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: H. R. Lenormand: "A ... 1925-01-24
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Luc Hommel : "L'amou... 1925-01-09
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Georges Rency : "La ... 1925-07-28

Philippe Lambert "Et Satan conduit le Bal" in het "Théâtre du Parc".

"Wat nut is er geweest in 't storten van ons bloed?", zoo schreef een West-Vlaamsche priester-dichter in een soldaten-gebedenboekje gedurende den oorlog en voorzag in deze kwellende vraag het dramatische conflict, dat thans Philippe Lambert, een jonge Fransch-schrijvende Belg, heeft uitgewerkt in zijn tooneelspel : Et Satan conduit le bal, waarvan de première ons werd aangeboden door het "Théâtre du Parc".

Die fel doorschokte periode na den wapenstilstand in ons land, terugkomst na vijf jaren afwezigheid van zoovele jonge lieden in een huiskring, die vaak onder de vreemde bezetting of gefnuikt werd, of verscheurd, of ook wel eens verheven, met daaromheen die nijdige haat-atmosfeer onder de burgers wegens allerlei verdachte daden, het opgezweepte patriotisme met de daarbij behoorende huichelarij en de opborreling der politieke veeten uit den tijd vóór den oorlog, de innerlijke geschapen afgronden tusschen menschen die vijf jaar door het lot werden vaneengerukt en dan opnieuw door het lot werden samen geworpen -- alsof er niets gebeurd was -- dat alles vormt inderdaad een krans van omstandigheden, die aanleiding geven tot zeer bewogen dramatische toestanden, en het is ten slotte verwonderlijk, dat onze tooneelliteratuur na den oorlog dit gegeven zoo opvallend onaangeroerd liet. Dat Philippe Lambert dit gegeven behandelde, verdient zeker meer belangstelling, dan de Brusselsche pers er aan gegeven heeft. Ligt trouwens in deze manier om Lambert's krachtig stuk eenigszins te verdooven en ongemerkt te laten voorbijgaan niet een attest van den geest, dien Lambert bedoelt aan te klagen : een goedzakkige welwillendheid van iedereen om over de oorlogsperiode een doekje te werpen -- omdat, naar het woord van den hoofdpersoon, door wien Lambert zijn duivelsch bal laat leiden, de een al niet veel beter is dan de andere en een wederzijdsche onverschilligheid het best iedereen vrijwaart tegen de heftige uitvallen van een paar ontgoochelde idealisten, die in het slijk der slagvelden voor hun land vochten als voor een schoonen droom -- en bij de glorieuze terugkomst meer doornen vonden dan rozen.

De idealist, die in dit stuk staat uitgebeeld, vindt echter niets dan doornen. De "Satan" Prosper Berty, is een cynische, gewetenlooze, maar doortrapte zakenman, voor wien het geld een god is geworden, dien hij dient met een soort mysticisme en een blinde overgave. Hij heeft een reusachtig fortuin gewonnen met allerlei onbeschaamde woeker-speculaties, wijl zijn zoon, Paul, op het front zijn land dient als vlieger-officier met een idealisme, dat zoo verregaande is als de lage hartstocht van zijn vader. Nu komt de jonge held thuis. De burgerlijke woning van voorheen is een paleis geworden. Paul wandelt rond, verbaasd, bevreemd, niet begrijpend, nog lijdend onder het verlies van zijn moeder, die gedurende den oorlog gestorven is. Berty snapt natuurlijk dadelijk, dat zijn zoon in dit orgie-midden na den oorlog valt met een dosis begrippen, die hij, Berty, als een gevaar beschouwt, en waartegen hij dan ook oogenblikkelijk den strijd aanbindt. Langzamerhand zal hij zijn zoon over sommige "vooroordeelen" heen helpen, hem het holle doen inzien van sommige woorden als daar zijn "plicht, eerlijkheid, vaderlandsliefde", hem de fierheid en de vreugde mededeelen over zijn gewonnen rijkdom en bezit -- de eenige werkelijke waarde in dit leven. Hij zet deze campagne in met dezelfde finesse, waarmee hij een zaak doet -- want hij is een fenomeen van knapheid, deze Berty. Zijn collega's en vrienden, oorlogswoekeraars zooals hij, vreezen gerecht en gepeupel, trekken er uit. Hij blijft. Hij is niet bang. Hij voelt zich sterk in een omgeving, waarvan hij de zwakheid kent. Hij heerscht.

Maar tegen deze vaderlijke bewerking in grijpt een flagrante werkelijkheid den jongen idealist in hare klauwen. Paul ontdekt een wereld, die hij totnogtoe niet kende -- en elke ontdekking verhoogt zijn gruwel. Hij stelt vast, dat zijn vader liefdesbetrekkingen heeft met de jonge vrouw van zijn vriend; die vriend zelf noopte zijn vrouw tot ontucht, om uit deze situatie profijt te trekken. Mede ziet hij, dat zijn eenige zuster Hélène haar man, een vroegeren onderwijzer, schandelijk bedriegt -- en ook de onderwijzer reageert niet, neemt dezen toestand aan als een noodzakelijk tegenvallertje in den rand van zijn al te groote kans -- "je suis cocu -- parce que je suis riche". Als een waanzinnige loopt de idealist rond in dezen doolhof en vindt aan den hoek van ieder pad een nieuw schandaal. Deze overmaat doet dan ineens al zijn afschuw losbarsten; hij slaat de argumenten van zijn cynischen vader stuk met een weerbarstigen overmoed, wil niet gelooven in diens levensleuze : "Il n'y a pas d'honneur; il n'y a pas de vertu", en loopt weg uit dezen kring, waarin hij dreigde te stikken.

In dien poel ontdekte hij echter een laatste bloempje, zijn nichtje Sylviane, een lief speelkameraadje uit zijn jeugd, die nu blijkt zijn gevoelens, zijn afschuw, zijn idealen te deelen -- en hem liefheeft.

Nu woont Paul met Sylviane op een eenzaam eilandje, waar hij werkt, waar hij een vliegtuig ter zijner beschikking houdt, en het groote genot kent te drijven in hooge luchten, zijn passie. Vooral in dit derde bedrijf zien wij, hoe de schrijver gewild heeft, den toestand op te drijven tot een paroxysme. Hij schiep namelijk een idealist van 't allerzuiverste water en plaatste dien voor een collectiviteit van boosdoeners, woekeraars, bedriegers, schurken. Daar is inderdaad geen scheldnaam, dien deze familie Berty niet mag opteekenen in haar nieuw-veroverd blazoen van wat in Vlaanderen algemeen genoemd werd de adel der "zeepbarons". Uit deze harde tegenstelling is natuurlijk een allerhevigste botsing gegroeid -- en ook een allerhevigst slot. De auteur heeft bedoeld, een synthesis te geven ; zijne aldus tot de verste consequenties geteekende karakters verliezen de waarde der menschelijke echtheid (wegens gebrek aan doseering), maar wanneer wij ze zien als symbolen en ook aan het gebeuren eene daarbij aangepaste waarde geven, dan groeit dit drama uit het alledaagsche burgerlijke salon-kader en gaat op een ander, een hooger, plan staan -- wat zeker niet ten ongunste van den auteur mag worden vastgesteld.

In de laatste tooneelen van het stuk moeten dus de allerlaatste illusies van den jongen held gefnuikt, stukgeslagen. De schrijver doet het met een wreedheid, die ons overstelpt, maar die zijn drama almaardoor scherper en schriller maakt en boven de anecdote verheft. Hoewel Paul steeds in de veroordeeling van zijn vader geloofde, wordt Berty, de oorlogswoekeraar, door het gerecht vrijgesproken; Alphonsine Pluton, een nijdige oude vrijster, die hem dat zeggen komt, brengt den ontgoochelde tevens een laatsten brief van zijn gestorven moeder, waaruit blijkt, dat Sylviane, het reine meisje dat hij huwde, onder de bezetting omgang heeft gehad met Duitsche officieren. Hoewel dit oogenschijnlijk laster is, uitgaande van de kliek die Paul wil terug winnen, bezwijkt de jongen onder zulke opeenhooping van beschuldigingen, verliest den kop, kan niet meer onderscheiden, voelt het laaste stukje waarheid, waar zijn leven nog op steunde, wegglijden. Hij springt in zijn vliegtuig, stijgt hoog in de lucht -- en slingert zich dan met het tuig in laaiende vlammen naar beneden; wijl Sylviane haar leed uitschreeuwt en hare onschuld roept : "zoolang tot hij niets meer hooren kan".

Het stuk, even kranig van structuur als forsch van inhoud, werd vertoond in een uitstekende bezetting, met een brio, dat de acute bedoelingen des schrijvers scherp onderlijnde, en met een sobere voornaamheid tevens, die ons hielp boven enkele al te brutale scènes, dank vooral aan de verbluffend handige prestatie van André Varennes (Berty) van het Odéon-theater te Parijs.

20-1-25.

Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Henri Ghéon : "Duim... 1925-01-27
    jonge • (date-year) 1925 • (date-month) 1925-01 • (author) Willem Putman
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Gustave Van Zype : "... 1925-10-24
    jonge • Théâtre du Parc • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: H. R. Lenormand: "A ... 1925-01-24
    (date-year) 1925 • (date-month) 1925-01 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Luc Hommel : "L'amou... 1925-01-09
    jonge • (date-year) 1925 • dien • (date-month) 1925-01 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Georges Rency : "La ... 1925-07-28
    Théâtre du Parc • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: J. M. Barrie : "La n... 1925-01-17
    (date-year) 1925 • (date-month) 1925-01 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Fernand Hannecart : ... 1925-07-29
    (date-year) 1925 • vader • Théâtre du Parc • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Paul de Mont : "Rein... 1925-07-13
    (date-year) 1925 • paul • dien • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Dietzenschmidt : "Co... 1925-03-21
    jonge • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Luigi Pirandello : "... 1925-03-26
    (date-year) 1925 • (author) Willem Putman