Paul de Mont : "Reinaert de Vos" te Merelbeke bij Ninove

Willem Putman, 1925-07-13


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 36-43.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Calderon's "Schouwto... 1925-05-16
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Michel De Ghelderode... 1925-12-20
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Piet Langendijk : "D... 1926-07-15
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: "Reinaert de Vos" va... 1927-05-08

Paul de Mont : "Reinaert de Vos" te Meerbeke bij Ninove.

Het stuk.

Paul de Mont heeft in zijn spel, een nieuwen tekst schrijvend, het oude verhaal trouw gevolgd en vooral den geest van het epos heeft hij gepoogd te bewaren. Een moeilijke taak ! Het blijft immers waar, ondanks alle nieuwere tooneeltechniek, dat dramatische en epische kunst hierin altijd opposiet zullen blijken, dat dramatizeering concentratie eischt, terwijl den eposdichter een bijna onbeperkte vrijheid tot uitdiepen en uitlengen is gegeven. Het heele verhaal van "Reinaert de Vos" moest aldus worden samengevat, dat enkele spelers het vertoonen kunnen binnen het verloop van een paar uren.

Hoewel hij zelf geen aanduidingen geeft noch indeelingen maakt, dunkt het mij, dat nagenoeg volgende samenvatting van zijn bewerking juist is. Het spel begint met het koninklijk verhoor, waar alle geteisterden over den loozen Reinaert komen klagen. Het centrale gedeelte van het spel is ingenomen door de bekende avonturen van de drie boden, die de Koning op Reinaert afstuurt om dien vóór het hof te brengen. Volgt dan opnieuw het verhoor met het betoog van den slimmen vos en diens vrijspraak. Tot hier lijkt dus een soort drieluik-vorm toegepast -- maar de Mont moest er een paar slottafereelen aan toevoegen (het verhaal is namelijk niet uit), waarin getoond wordt, hoe Reinaert het heele hof voor den gek hield en wegens deze tribulatie's voor geen sikkepit tot betere inzichten is gekomen.

Daar is, in den opzet van dit merkwaardig werk, ...een détail, dat vooral aandacht verdient. Het oude epos is in deze bewerking specifiek Vlaamsch en bovendien zeer actueeel geworden. Reeds blijkt dit uit de leuke typeering der dramatis personae. Nobel, de koning, is een dikke eter en drinker, die te allen tijde voorname blijken geeft van koninklijke goedzakkigheid. De Koningin houdt van flirten; zij is een soort twintigste-eeuwsche dame op jaren, die nog al hare illusies heeft bewaard. Bruin, de beer, is een athleet, bewust van zijn kracht; om de typeering van dit personage volstrekt duidelijk te maken, vindt de auteur het goed te zeggen, dat deze Bruin zijn broek optrekt vóór hij overgaat tot eenige oratorische inspanning, precies lijk onze roode volksvertegenwoordiger De Bunne -- en uit dit détail weten wij dan op voldoende wijze, "dat hij zijn woorden manipuleert als vijfkilo-gewichten" en zijn er bovendien over verwonderd, dat hij zulk goed Nederlandsch praat. Aan Reinaert zelf geeft de auteur den rossen baard van Bernard Shaw. Grimbeert den das zet hij "à cheval" op het protocool, wijl dan de andere dieren ook allerlei menschenklassen onzer hedendaagsche maatschappij vertegenwoordigen met een duidelijkheid, die geen twijfel mogelijk laat. Daar is Panser (de burger in al zijn voortreffelijkheid), Isegrim (de Soldenier), Firapeel (de hoveling), Belijn (de plichtbewuste en serviele ambtenaar), Tiercelijn (beul en homme à tout faire), Canteclaer (soort chanteur de caf'conc), Hersinde (de kleinburgerlijke huisvrouw) plus de waarachtige menschen in het dierenepos : de koster, de smid, de veldwachter, Julocke, Martinet, Vuilmaerte, die gij waarachtig in geen geval van de dieren onderscheiden kunt,

Dus begint het stuk met de aanklacht der collectiviteit, in het midden waarvan Cuwaert, een soort symbool van het proletariaat, tegen de streken van het individu Reinaert. Dit is zeer habiel ineengewerkt en de scherts over hedendaagsche rechtspleging ligt er dik op. Beschuldiger treedt op na beschuldiger -- tot dan ten slotte Canteclaer verschijnt, gevolgd door een rouwstoet, dien hij plechtig presideert. Alweer een slachtoffer ! Ook Canteclaer's jongste kind, de hen Coppe, is door den loenschen vos doodgebeten. Dit wordt den Koning Nobel al te fel. Hij verliest zijn geduld en daagt Reinaert voor de vierschaar. Wie echter zal hem halen ?

Bij koninklijk bevel -- en dat is nu het middengedeelte van het spel -- worden achtereenvolgens drie gezanten op Reinaert afgestuurd : eerst Bruin de beer, wiens lust naar honing hem het heele dorp op den nek haalt. de Mont laat hier veel aan de regie over. Hij doet gewoon den Koning en zijn hof weggaan en vervolgt het spel alsof wij ons nu bevonden voor Malpertuis, Reinaert's hol, nadat Bruin de Beer een paar maal op en af is gewandeld. Na het avontuur met den boom die vol honing zit laat de Mont dan andermaal het hof opdagen, waarvoor de gefopte Bruin zijn klachten neerlegt.

Tweede deel van het middenbedrijf : de tocht van den tweeden bode, Tybaert; het avontuur met den strikval, die door 's kosters zoon voor den vos werd geplaatst en waarin de naar muizen hunkerende kater gaat nestelen. Andermaal daagt het hof op en nu voegt ook Tybaert, die nochtans behoorde tot Reinaert's vrienden, zijn beklag bij de algemeene beschuldiging. Hierlangs gaat 's konings toorn crescendo. Derde deel : hij stuurt thans Reinaert's vriend en verdediger, Grimbeert den das, als laatsten koerier om den listigen vos voor de vierschaar te brengen.

Hoe gaarne zou ik, als de ruimte het gedoogde, een paar tooneelen weergeven, om, de wijze van dramatizeering beter aan te duiden en om de vele verdiensten aan te toonen van den pittigen, kleurigen dialoog in gewild volksche versjes, vol actueele zetten en vol Vlaamsche geestigheid.

De vos wil gaan "tribunalen". Onderweg zal hij aan den das zijn biecht spreken en dat bezorgt ons weer een allerleukst tooneeltje. Nadat onze vos verklaard heeft, dat hij "voor d'hel geen dispozisie voelt", leest hij de heele litanie van zijn zonden af, waarbij Grimbeert, die nu de houding van een biechtvader heeft aangenomen, zucht : "'t Is nog erger dan ik dacht". Wanneer het berouw is uitgesproken en de "absolutie" gegeven, zegt de das aan den vos "Proficiat", zooals elke biechtvader doet in de Paaschweek. De penitentie bestaat in een ferme geeseling, na afloop waarvan Reintje onder een boom gaat liggen en zich deze geestigheid à la Ghéon permitteert:

'k Rust nu met een rein gemoed,

maar de zonde heeft ook haar goed.

(over zijn rug wrijvend)

Toen het zwart was mijn geweten,

heeft het nooit zoo hard gebeten.

In het derde deel van het stuk verschijnt Reinaert voor de vierschaar en houdt er een pleidooi, dat wel een meesterstukje in het genre mag genoemd -- ook al zijn niet alle verzen van de beste soort. Het heele werk lijdt trouwens aan een zekere slordigheid, die ik in al het werk van de Mont meen te bespeuren; ik moet hier echter bijvoegen, dat ik in dit geval met een eerste handschrift te doen heb.

Ook in dit tooneel zijn de geestige zetten menigvuldig en het kost ons geen moeite, om in deze scène een geestige parodie te vinden van een hedendaagsch proces. Reinaert begint zijn manoeuvre : hij heeft ergens een schat verborgen. Dadelijk ontstaat onder de heeren van het hof een welwillende belangstelling. Vooral de koningin is aanstonds gewonnen. Reinaert belooft den schat te toonen en zal zeggen waar hij ligt. En nadat Reinaert al zijn beschuldigers zelf als verraders heeft aangeklaagd, sluit hij zijn betoog met een plechtstatig : "In mij triomfeert de deugd". Hij zal ter bedevaart gaan naar Rome, en de Koning wenscht hem; toe : "Veel aflaten en veel wijding".

Nu het slot. Wij krijgen nog een, paar tooneelen, een bij Malpertuis, waar Reinaert Cuwaert den haas "heel propertjes" worgt, en een aan 's konings hof, waar Belijn als laatsten groet van den vertrokken pelgrim den kop van den gedooden haas aanbiedt -- al dingen, aaruit wij zien, hoe Reinaert eens te meer door list en logen overwonnen heeft.

Ik meen, dat deze laatste tooneelen, die bovendien het stuk nogal lang maken en een aanhangsel schijnen bij de constructie van het spel zelf, zooals ik ze zie, niet volstrekt noodig zijn. Het is mogelijk, dat de vertooning mij ongelijk geeft.

De opvoering.

Daar was buitengewoon veel volk, een echt kermis-publiek, zoo verscheiden als het maar denkbaar is, met op de eerste rij tal van bekende persoonlijkheden uit de Vlaamsche literaire wereld, dan tooneelliefhebbers van alle kanten en hoofdzakelijk vele menschen, die hier naar Meerbeke waren gekomen als naar een praalstoet of een processie, kinderen die voortdurend tusschen de toeschouwers binnenslibberden, de pompiers van het dorp in volle staatsie die de orde handhaafden en optraden als de verdedigers van de ruimte, die den spelers was voorbehouden. Deze te verdedigen werd op een bepaald oogenblik zelfs een lastige taak, want langzamerhand werd het theater door het vooruitschuivend publiek zoo eng omkringd, dat bedoelde pompiers den drang nog ternauwernood konden tegenhouden en vaak zoo een vent in uniform gesticuleerend verscheen tusschen de dieren van Koning Nobel's hof, als een medespeler. Zelfs zaten kinderen verscholen in het struikgewas te midden van het tooneel en volgden van daar uit stiekem het spel -- vermoedelijk zonder entreekaartje. Het leek werkelijk of hier nu eens tusschen publiek en spelers geen grens meer bestond. Al het kunstmatige, dat bij een tooneel-voorstelling hoort, was te dezer gelegenheid opgeheven en de spelers declameerden hun rol om zoo te zeggen te midden van het publiek, zooals vroolijke liedjeszangers wel eens doen in een herberg -- want op het einde van het spel was de kring rondom de spelenden heelemaal gesloten,

Bedoeld werd, populair tooneel te geven. De uitslag was op dat gebied verrassend en zeer bevredigend. Met deze vertooning heeft het "Vlaamsche Volkstooneel" een waarachtig volksch succès te boeken, wat wel met vreugde mag worden vastgesteld, doordat de vroeger gegeven spektakels niet steeds in het bereik van het Vlaamsch publiek bleken te liggen, wat niets aan de waarde dier spektakels vermindert, maar dan toch een onderneming als het "Vlaamsche Volkstooneel" hinderde bij het verwezenlijken van haar doel. De eerste voorwaarde om een publiek op te voeden is natuurlijk, dat publiek te bereiken. Het spreekt van zelf, dat het Reinaert-motief daartoe een geschikte gelegenheid is.De historie zelf van den vos is den Vlamingen wel minder bekend, maar iedereen weet toch, dat het een loos dier is -- en aan zijn naam is alhier een populariteit verbonden, welke nu door het Volkstooneel en door Paul de Mont wordt geëxploiteerd -- ten goede natuurlijk, althans met uitstekende bedoelingen.

De bewerking van Paul de Mont is uitermate ongelijk, dit zelfs in zulken graad, dat wij van het eerste deel, zijnde de aanklacht tegen Reinaert en de avonturen der drie afgezanten van Nobel, die opeenvolgend den vos komen dagvaarden, mogen zeggen, dat het uitstekend is; bij de tweede helft verslapt onze aandacht gaandeweg, tot wij ten slotte genoodzaakt worden, de eindtafereelen ongenietbaar te vinden. Na lezing van den tekst was dit te vermoeden -- maar niet in zulke mate. De vertooning heeft de fout onderlijnd. Op het einde zijn namelijk niet alleen de toeschouwers het moe, maar ook de spelers, die gaandeweg den gloed en de overtuiging afleggen, waarmee zij het spel hebben ingezet. Wel is het pleidooi van Reinaert een geestig en aardig stukje -- de vermakelijkste bladzijden van het epos --, maar eens te meer konden wij hier zien, hoe epische en dramatische kunst lijnrecht tegenover malkander staan. Iets van niemendal, Reinaert's afscheid van vrouw en kroost, werd in de tooneel-bewerking een eenig-leuk tafereel en ik voeg hier haastig bij, dat er meer zulke prettige scènes waren. Ik noem : Canteclaer's optreden met den begrafenisstoet van de doodgebeten hen, Bruin's ongeluk met het honigfestijn, Tybaert's avontuur in het strop, en dan vooral die onweerstaanbaar-geestige biecht van den vos -- allemaal tooneelen, die, hoe vreemd dit ook klinke in verband met openlucht-theater, een geestdriftig opendoekje kregen. Wel, geen enkel zulk tooneel kan ik u uit het tweede deel aanhalen; het is één lange monoloog van Reinaert, dien Staf Bruggen zeer goed zegt, maar waarbij dan de andere dramatis personae op een beslist slordige wijze rondkuieren en zich aan de zaak niet meer blijken te interesseeren -- wat niet een fout is van de regie, maar wel van het stuk. Hier schoot de auteur te kort wat betreft den concentratie-eisch, dien alle tooneel stelt. Dat tweede gedeelte is niet zoozeer te lang dan wel verkeerd. Daar is hier een gebrek aan handigheid. Het is van een zeker oogenblik af niet meer een tooneelstuk. Wij hooren het epos voordragen.

Daar zijn meer elementen, waaraan wij de grootere belangstelling voor het eerste gedeelte van het spel kunnen wijten. Daar valt namelijk in den aanvang heel wat te "zien," en de geestige kostumeering op zich zelf, waarvan omstandige beschrijving mij te ver zou brengen, is reeds een onmiskenbare factor tot succes. Het tweede deel brengt echter op dat gebied niets nieuws meer aan. Wij zijn uitgekeken en dit verlies wordt ons door niets vergoed, want waar wij ons in den aanvang hartelijk amuzeeren om de vele plezierige actueele zetten, die de auteur kwistig in zijne bewerking heeft geweven (er is sprake van franskiljon, zeepbaron, Mussolini, fiscus, nieuwe rijken, union sacrée enz.), stellen wij ten slotte in verband daarmee, op het einde van het stuk een "des Guten zuviel !" vast, te meer, daar niet elke geestigheid, daarin gelijkende aan de verzen, van de beste kwaliteit is.

De regie gaf veel leuke détails. Koning Nobel, de leeuw, droeg een hoornen bril, rookte een dikke sigaar en hield vol majesteit zijn staart onder den arm. Zijn gade gebruikte met veel gratie een gouden face-à-mains. Reinaert zagen wij statig plaats nemen in een rieten zeteltje vóór zijn kluis en er in alle deftigheid zijn krant ïezen -- om dan wat later met zijn familie een gemoedelijk wandelingetje te doen onder een ouderwetsch zonneschermpje.

De kleedij was wel eigenaardig, maar een beetje al te armtierig -- wat meer bemerkt wordt in open lucht, vermits daar de leugen van het artificieele licht ontbreekt. Bovendien was er een zekere tegenstrijdigheid tusschen de buitengewoon helkleurige grimeeringen en de banaliteit van het waarachtig natuur-décor. Als typeering leken mij Tybert, de kater en Canteclaer, de haan, het best gelukt -- maar ook de Koning en de Koningin vormden een royaal paar. Hierbij mag dan ook nog de rosse baard van Reinaert gevoegd en; de beslist merkwaardige snuit van Bruin, den beer.

De vertooning was vooral een triomf voor Staf Bruggen; hij is onbetwistbaar de held van het feest geworden. Zijn vertolking van Reinaert is een meesterlijke creatie in den volsten zin des woords. Zonder ophouden beheerscht hij het spel met een verbluffende virtuositeit en tot in de allerlaatste tooneelen, ondanks het geweldig afmattende van deze reuzenrol, worstelt hij met succes tegen den vaak in gebreke blijvende tekst en bouw van het stuk. Het is niet de eerste maal, dat wij Staf Brugen een eerste-rangs-artist mogen noemen. Ditmaal echter heeft hij al zijn voorgaande prestatie's overtroffen. Zoo was de algemeene indruk en meermalen viel hem een spontane ovatie ten deele.

13-7-25.

Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Calderon's "Schouwto... 1925-05-16
    spelers • spel • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Michel De Ghelderode... 1925-12-20
    publiek • (date-year) 1925 • Vlaamsch Volkstooneel • Henri Ghéon • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Piet Langendijk : "D... 1926-07-15
    spel • Vlaamsch Volkstooneel • Reinaert De Vos • staf bruggen • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
    spel • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Anon.: "Reinaert de Vos" va... 1927-05-08
    Vlaamsch Volkstooneel • Paul de Mont • Reinaert De Vos • reinaert
  6. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "Teles... 1927-04-09
    paar • paul • Paul de Mont • Reinaert De Vos • mont
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Philippe Lambert : "... 1925-01-20
    (date-year) 1925 • paul • dien • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: TOONEELHERVORMINGEN ... 1926-08-23
    Vlaamsch Volkstooneel • Reinaert De Vos • spel • publiek • Henri Ghéon
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: August Strindberg : ... 1925-01-03
    vlaamsche volkstooneel • Vlaamsch Volkstooneel • dien • publiek • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: FEESTWEEK I... 1925-07-23
    Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (date-month) 1925-07 • Reinaert De Vos • Paul de Mont