Gaston Martens: "Derby"

Lode Monteyne, 1926


Source

Lode Monteyne, Kritische Bijdragen over tooneel. Antwerpen: Ruquoy, Delagarde en Van Uffelen, 1926, pp. 81-86.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "De ... 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Het... 1926-04-11
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Pau... 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman... 1928
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926

DERBY

Derby leidt ons binnen in het zeer speciale wereldje van lads, jockey's en trainers, welke allen tot het personeel behooren van een stal, die een landedelman er op nahoudt in een Vlaamsch Leiedorp van vóór den wereldoorlog. De waard van de « De Zwaan » veranderde het uithangbord zijner herberg, die thans « de Derby » heet. Het stalvolkje heeft er de gezapige parochianen stilaan verdreven. Emma, de dochter van den baas, werd herdoopt tot Emmy en Zulma, de mafferige meid, wordt thans « Maddy » geheeten. De lads houden van een pretje met de meisjes, doch vooral van goeden cognac, terwijl de jockeys en trainers « champagne » proeven.

Zulma, die een erg practische moraal aankleeft, heeft zich verloofd met Blicks, den koetsier, wat haar niet belet, ter-wille van het lieve geld, vriendelijk te zijn met de soms erg vrij-pootige lads. Om de hooghartige Emmy, welke met Leeuwie, den fellen veekoopman, wil trouwen, draaien Leverton, de ruwe jockey, Danny Gribbly, de trainer, en ook diens zoon. Maar tegenover die indringerige vreemden blijft Emmy stug-afwerend. Haar trots blijkt uit het feit, dat ze Leeuwie niet trouwen wil vóór ze, in rijkdom, zijn gelijke geworden is.

« Als ik trouw -- zegt ze tot Zulma -- wil ik het maar doen als ik mijnen voet nevens den zijne kan zetten. »

Met enkele zinnen weet Zulma haar te overtuigen, dat ze, om dit doel heel spoedig te bereiken, haar houding tegenover het brutale stalvolkje wijzigen moet.

« Ge zoudt met die mannen meer lief moeten zijn... om zooveel te beter ulder beurze te kunnen schudden. Kijk van zoohaast 'r eenen afkomt beloof ik 'em de mane, beloven zulle ! en ik droog 'm vijf frank af ! »

En... geen tien seconden zijn er verloopen of de fiere, zelfbewuste Emmy geeft zich reeds half gewonnen : « He wel, we kunnen zien » om, vast onmiddellijk daarop, al haar vroegere principes kordaat te verloochenen, wanneer ze « opgelucht» uitroept:

« He wel ja, laat ze komen, de ventjes ! »

Deze ommekeer geschiedt te plots en bevreemdt. Een psychologische motiveering ontbreekt bijna geheel. De aanleiding tot deze bruske en zeer betwistbare verandering in levensopvatting, welke feitelijk niet volstrekt noodzakelijk blijkt voor de ontwikkeling van het thema, is meer dan pover want zeer oppervlakkig. Dit heele innerlijk gebeuren wordt geregeerd door den bewusten wil van den schrijver.

De psychologische verdieping van de karakters die door den gang van het drama tegenover-elkander komen te staan, wordt door den auteur bijna teenemaal verwaarloosd. Zijn dramatiek is uiterlijk. Men zou in dit werk tevergeefs zoeken, naar een volledig uitgewerkt menschenbeeld, naar een alzijdig belicht innerlijk conflict.

Leeuwie is « jaloersch ». Het heele stuk buldert hij zijn steeds opnieuw gewekte ijverzucht uit en, prat op zijn lichaamskracht waaraan niemand weerstaat, smijt hij de straatdeur wijd-open en jaagt de opdringerige heerschappen, welke naar Emmy's gunsten dingen, de herberg uit. Bij een de Tière zou dit drama der ijverzucht zeker einden met moord en doodslag en om zoover te raken zou deze auteur zeker geen vier bedrijven noodig hebben, wanneer reeds in de eerste tooneelen van het werk de verhouding tusschen de twee geliefden zoo gespannen blijkt !

Naast het conflict, dat zich ontspint tusschen Leeuwie en Emma, ontwikkelt zich een tweede belangwekkende en meer origineele handeling, die in een rechtstreekscher verband staat tot het milieu, dat Martens uitbeelden wilde...

Door Leverton wordt een paard « geclaqueerd». De baas uit de Derby wil het koopen. Ook Leeuwie zal trachten zich van het dier meester te maken. Emma wenscht in het bezit van het paard te komen om het daarna aan Leeuwie over te laten. Gribbly zal er voor zorgen dat ze geen hooge som betalen moet. Maar de baron wordt zoozeer door Emmy's uiterlijk bekoort, dat hij haar het dier voor een prikje afstaat.

Nu begint de zwendelarij met het spoedig herstelde renpaard, dat een zeer groote waarde bezit. Leverton wil Emmy's fortuin verzekeren, zoo ze zich aan hem geeft : Espana is wel tachtig duizend frank waard. De trainer van een concureerenden stal komt het dier keuren, doch sluit geen koop. De baron, die van de zaak op de hoogte werd gebracht, wil eveneens España terug inkoopen. Hij biedt negentig duizend frank. Nu zal de Derby overgelaten worden aan Zulma en Blicks, want de baas gaat met zijn dochter rentenieren. De baron komt betalen. Pas heeft Emmy den check in haar bezit of daar komt Ted -- Gribbly's zoon -- melden, dat España gedood werd: Leverton beging deze schurkerij.

Aan den teruggekeerden Leeuwie, die in 't vorig bedrijf den baron beleedigde en door de hardhandige lads ruw werd buitengeworpen, verklaart Emmy dan haar gedrag.

« Leeuwie, de « Derby » ik hield 'm open voor U.

En kijk, ik heb 't geld, 'n fortuin, nu heb 'k genoeg om nevens u te gaan ! »

Maar Leeuwie stoot haar van zich af...

« Voor dat geld hebt ge 't beste van uw lijf gegeven... en met den overschot ben ik niet te paaien. Ge zijt gevlekt, voor altijd ! zeg ik ! Ge zijt: « Emmy uit den Derby.»

Op de schamelheid van de sentimenteele verwikkeling, welke de vier bedrijven met een lossen draad bijeenhoudt, vestigden we eerder reeds de aandacht. Een dergelijke fout becritiseerden we insgelijks in « De Paus van Hagendonck ».

Maar ook de interessante, typische tafereelen, waartoe de paardenzwendel aanleiding gaf, werden meestal maar losjes uitgewerkt, even aangeduid -- meer geschetst dan geborsteld. Van het zeer bizonder volksken dat er leeft om een renpaardenstoeterij gaf Martens geen volledig beeld. De tweede akte, die in het stuk, zooals het thans werd opgevat, wellicht niet onontbeerlijk is en ons in het bureau-fumoir van den trainer binnenvoert, kon sterker gekleurd zijn. De bizondere atmosfeer ontbrak hier schier geheel. Om ze te wekken was er méér noodig dan de sportprenten aan den wand, het optreden van Leverton met zijn zwiepende karwats, en het Vlaamsch-Engelsch gekoeter van Cribbly.

Wanneer de lads de Derby vullen met hun drukte en het felle gekleur hunner bonte vesten, dan komt een nieuw en eigenaardig leven bruisen binnen de wanden der dorpsherberg. Alleen de auteur blijft te veel hechten aan uiterlijkheden. Het pittoreske in kleeding, gebaren, houding en taal zijner menschen slorpt zijn aandacht op. Wat hij geeft is vooral fotografie. Hij negeert concentratie en styliseering bij de weergave van de werkelijkheid : zoo komt het, dat in zijn tooneelwerk een vaste kern ontbreekt. De tafereelen uit het leven van het stalvolkje blijven te zeer anecdotisch. Er zit geen evolutie in de sentimenteele verwikkeling en de intrige, welke de verschillende episodes van deze paardenzwendel-historie moet verbinden, ontbreekt het aan stevigheid en groeikracht !

Zoo geschiedt het, dat dit stuk als geheel beschouwd, ondanks de vele eigenaardig geschetste tafereelen welke het bevat, onsamenhangend lijkt.

Het radde der conversatietaal geeft levendigheid aan den flinken dialoog, waaruit alle verlammende buitenissigheden zorgzaam geweerd werden. Slechts Leeuwie, die maar altijd praten moet om zijn woede te luchten, vervalt eenmaal in langdradigheid. Er is een luchtje van vooze rethoriek aan de verwijtingen, welke hij den baron doet omtrent zijn afkomst.

De menschen, hoe vluchtig ook geschetst, ze leven en ageeren natuurlijk. In de laatste twee bedrijven weet de auteur de spanning met ieder tooneel sterker te maken. Sprankeltjes humor glanzen, hier en daar, op deze schildering van ruw leven. De uitbeelding van Margaret -- Cribbly's vrouw -- met heur eigenaardige en, naar het heet, specifiek-Engelsche begrippen omtrent fatsoen en eerbaarheid, lijkt in dit opzicht uitstekend geslaagd.

Het ontbreekt Martens niet aan talent. Hij bezit wat men gewoon is te heeten: een eigenaardigen kijk op het leven van zijn streek. Hij weet zijn onderwerp te kiezen. Hem mangelt het enkel nog aan concentratie-vermogen en psychologisch inzicht om bij den bouw van een drama volkomen te slagen.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "De ... 1926
    (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • (date-month) 1926-00 • Derby • Gaston Martens • (date-year) 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Het... 1926-04-11
    leven • (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • auteur • Gaston Martens • Nestor de Tière • (date-year) 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Pau... 1926
    leven • (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • (date-month) 1926-00 • Derby • Gaston Martens • (date-year) 1926
  4. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman... 1928
    (author) Lode Monteyne • Paus van Hagendonck • Gaston Martens • Nestor de Tière • Derby
  5. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    leven • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • geeft • Gaston Martens • Nestor de Tière • (date-year) 1926
  6. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1926 • auteur • leven • (date-month) 1926-00
  7. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Karen Bramson, "Tijg... 1926
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1926 • leven • (date-month) 1926-00
  8. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Pieter Magerman: "Tr... 1928-02-18
    (author) Lode Monteyne • Gaston Martens • leven • Paus van Hagendonck
  9. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "I... 1926
    leven • (author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • Nestor de Tière • (date-year) 1926
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    (author) Lode Monteyne • (date-year) 1926 • auteur • leven • (date-month) 1926-00