André Coelst : "De schrijver en zijn publiek"

Willem Putman, 1926-01-16


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 113-118.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Tristan Bernard : "L... 1926-01-02
  2. ◼◻◻◻◻ Anon.: Opening van den Koni... 1920-11-01
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gogol : "Le Revizor"... 1926-02-13
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gaston Martens : "Pr... 1924-02-24
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12

André Coelst: "De schrijver en zijn publiek".

Een verrassing. Bij de vierde gala-voorstelling van den Vlaamschen Schouwburg werd een werk gecreëerd van een jongen Fransch-schrijvenden Belg, André Coelst. Hiermede is de heer Poot de Fransche schouwburgen der hoofdstad vóór geweest, wat een duidelijken kijk geeft op de Brusselsche tooneeltoestanden. Bovendien was deze première een daad van piëteit. De jonge auteur van De Schrijver en zijn publiek is verleden zomer te Duinbergen-aan-Zee omgekomen bij een auto-ongeval, het nieuwsje verscheen onder de faits-divers in de kranten en werd met een paar beleefde zinnen gecommen-teerd. Eerst nu hebben wij kunnen zien, welk pijnlijk ver-lies het bevatte.Zooals het programma meldt, staat André Coelst, die eigenlijk een Vlaming is, niet midden in zijn volk, maar wel zeer gevoelig en daverend van kop tot teen in de orkanen van zijn tijd. Zijn "Auteur et son public" is daarom alleen niet een beginnelingswerk, maar een beslist geluid, waarin de wereld van deze dagen zindert..."

Als uiting van folterenden twijfel eener jonge edelmoedige ziel is dit stuk bepaald merkwaardig. Zelf heet de auteur het: "tooneelmatige satyre in vier schetsen", daardoor best aanduidende, dat hij niet zoozeer bedoeld heeft iets nieuws te scheppen dan wel oudere vormen en op het tooneel verbruikte situaties neer te halen, ruiten stuk te slaan -- zooalsTeirlinck zegt. Wij vernemen o. m. in den proloog, dat naast Shakespeare ook Fernand Crommelynck een genie is. Die spot met Crommelynck doet vrij zonderling aan en beslist wil Coelst met den auteur van Le cocu magnifique een loopje nemen, want in een volgend tafereel wordt het oeuvre van Crommelynck op eenzelfde peil gezet als het werk van Bataille en Bernstein -- wat natuurlijk niet billijk is en zeer vreemd klonk.

De eerste schets heet : Het publiek. Bij het halen zien wij een Oostersche markt; décor opgestel in driehoekigen vorm; ieder panneel lijkt een winkel, waar getulbande kooplieden hun waren ten toon stellen. Een groep modern aangekleede dames treedt op en drie venters prijzen in een dolle schreeuwerij hun waren. Deze wedijver dreigt te eindigen in een onderlinge vechtpartij wanneer de politie-agent in de kleedij van een Romeinsch krijger opdoemt en dreigt met proces-verbaal. Hij is echter te stillen met een goede flesch bourgogne (aan zijn neus kunt gij zien, dat hij vooral dat drankje lust) en het viertal begint een spelletje met de kaarten. Het gesprek gaat over tooneel. De kooplieden vertellen hun eischen. Een is de goede burger, die graag iets schun-nigs wil zien. De andere verpersoonlijkt den modernen snob, die alleen gediend is met iets dat volstrekt nieuw is. Een derde zegt het gezond verstand te zijn. Nadat op die wijze het publiek is uitgebeeld (de politie-agent werpt de brug tusschen "Bühne" en zaal) verschijnt in den achtergrond de grijze Aristophanes tusschen twee jongelingen, van wie de eene het recht en de andere het onrecht symboliseert. Dat wordt dan tusschen deze twee tegenstrevers een gepraat van belang, discussie waarin o. m. gezegd wordt, dat alle magistraten, geleerden, dichters, advokaten slechts "mooipraters" zijn, maar waar-uit ons vooral blijkt, dat ook deze symbolen onder "mooipraters" mogen gerangschikt. De eerste schets eindigt met een aanspraak van den politie-agent, die ons zeggen komt : "Wat gij zult te zien krijgen, is geen stuk. Het is vooral zeer verward, enz." Deze aanspraak is minder geestig omdat inderdaad wat volgt geen stuk en zeer verward is. Wij denken aan de spiritueele "conférence" waardoor Tristan Bernard zijn Jumeaux de frighton laat voorafgaan. Daar zegt de conférencier : "La Pièce Que nous allons jouer est de Plaute", maar met brio bewijst dan Tristan Bernard, dat hij nog wat anders dan vertaler van Plautus is. Ook Achard laat zeggen over zijn fantastisch spel Malborough s'en va-t-en guerre, vóór het doek opgaat-"Ceci n'est pas une pièce. Cest une chanson" -- maar het is wel een stuk, een heel goed stuk zelfs, een "gezongen" stuk, een stuk waarin het mooie liedje zindert en waarin het sprookje herleeft.

Wij moeten dus I een weinig nuttigen en nauwelijks boeienden proloog heeten. Uit de samenvatting van de verdere bedrijven hoop ik te laten blijken wat in dit werk Verward blijft, en vooral hoe het gemis aan technische eenheid van deze "tooneelmatige satyre" iets maakt, waaruit alle drama is geweerd, en dat wij best omschrijven kunnen met een zin als deze : "Kantteekeningen langs een eventueel te schrijven tooneelstuk" -- ik voeg bij : zeer, zeer interessante kantteekeningen. De tweede schets heet : De schrijver. In een stemmig grijs studio, met in den achtergrond een ruim venster dat uitzicht geeft op de zee (ik kan dit décor niet luister aanduiden dan met de benaming : Marais-décor) zit de schrijver, een jonge man in badstadkleedij, en droomt. Hij wil een stuk schrijven. Uit de klokkast wipt een vriendelijke dame, in wie wij dadelijk de fee herkennen. Zij zal hem een onderwerp bezorgen -- en inderdaad, nadat de meid van den jongen auteur, voor deze Gelegenheid ook feeëriek uitgedost, hem allerlei dramatis personae komt aanmelden, verschijnen de personages (wij denken aan Pirandello), die in een succesrijk tooneelstuk onontbeerlijk zijn : Janine, de lichtzinnige flirteuse, omgeven door twee cigaret-rookende "garconnes" (beelden des tijds), en daarop de minnaar die een "excitante declaratie aflegt, tot de echtgenoot te gepasten tijde opdaagt en een revolver uithaalt... Hier reageert de droomende auteur; hij vindt het te banaal; hij verzoekt de fee deze personen weg te zenden -- en in de eenzaamheid gaat dan zijn verlangen naar het reine blond-gelokte meisje, Mizousse, dat door het venster binnenwipt. Ditmaal echter reageert de fee ; nu wil zij niet langer medewerken, want over reine onschuldige liefde is geen tooneelstuk te maken. Dan doemt het ideale twintigste-eeuwsche onderwerp op in de gestalte van den opium-schuiver, die zich zelf gek noemt en in een crisis, smachtend naar zijn geliefd gift, ineenstort. De jonge auteur zal dit gegeven uitdiepen. Uitrafeling van moderne nevrose is door het publiek zeer gewild. De derde schets geeft ons Het stuk. Wij zijn in een dancing, die, naar dadelijk wordt opgemerkt, ook een vrij fatsoenlijk salon zijn kan; de dames krijgen er om haar wufte thee's en receptie's vrij onvriendelijk van langs en voor de brave bezoeksters van onzen Vlaamschen Schouwburg kwam dat wel een beetje te onpas. Bepaald merkwaardig décor. In een omlijsting van groen-gele vlakken staan driehoekige schutsels in dezelfde] kleuren. Voorplan roode sofa. Hier krijgt Janina den naam van "overspelige vrouw", zij drinkt champagne! met een jongen man en als de auteur (zijn naam is Paul Martel) hier binnen komt, geleid door den morphino-mane, wordt zij voor hem een lokkende verleiding. Hij, Paul, vindt hier echter zijne Mizousse in de gestalte van Yvonne Grandet, een modern meisje, dat haar jeugd-illusies verloor en hier aanlandde; zij danst met wie haar verzoekt te dansen. Om nog de gewilde verwarring van de bar-salon te vervolledigen, daagt de moeder der lichtzinnige vrouw op en speelt hier een rol van koppelaarster. De jonge auteur gaat echter bij al deze ontgoochelende vaststellingen ijzen. Hij beschuldigt. Hij breekt los. Hij weigert het publiek zulke gegevens op te dienen. Hij schreeuwt zijn afkeer uit voor wat de fee hem als "theater" voortoovert. Hij lijkt een jonge god, vloekend de eischen van de schouwburgbezoekers, hun lage lusten! hun egoïsme, hun enggeestigheid -- maar op dien roep verschijnen nu langs de driehoekige vlakken de veelvuldige koppen van "het publiek". Gehuld in uniforme kleedij naderen zij, omkringen den jeugdigen dweper, dooden hem. De opiumschuiver noodigt het volk uit te applaudisseeren -- terwijl het doek valt. De indruk na dit bedrijf is werkelijk bevreemdend. Moet het publiek zijn eigen veroordeeling toejuichen ? In de pauze eischte iemand "meer klaarheid" en die "eisch van het publiek" mag in het onderhavige geval niet ongewettigd genoemd.

In IV zien we opnieuw den jongen auteur, ontwakend uit wat ten slotte een nachtmerrie is gebleken te zijn. Zijn meid, nu gekleed als gewone meid, meldt een jonge dame aan. Het is de Mizousse van zijn droom, lieve werkelijkheid en -- naar wij vermoeden -- aanleiding zijner droomerij. Hij omhelst haar en zegt driemaal : "Ik heb je lief". Dit is het eenig-mooie -- en zijn vrienden juichen toe van beneden en steken lampions op aan het venster. "Dus is er ook nog succès voor reine kunst", werpt het blonde meisje op. Hij antwoordt raak : "Ja, mijn vrienden juichen nu toe -- maar die gaan niet meer naar den schouwburg."

Na wat wij vroeger reeds in de kunstvertooningen van den Vlaamschen Schouwburg te zien kregen, kan dit stuk bezwaarlijk een revelatie genoemd. Toch boeide het zeer en kreeg heel wat bijval. Daar is in dit interessante, doch ongelijke werk (het minst goed is de auteur waar hij in den toon der aanklacht vervalt) veel, dat vermoeden laat, welk rijk talent in Coelst openbloeide. Van het jongste Fransch-Belgische tooneel kregen wij nog geen enkele poging, zoo vol waardie en zoo oprecht als deze. Het stuk van André Coelst kan een geheel nieuwe richting aanduiden en een nieuwen bloei inluiden, die een eindelijk bevestigend antwoord geven zou op de vraag, die, ter gelegenheid dezer première, in al de Brusselsche bladen stond : "Y a-t-il un théâtre belge ?"

16.1.26.

Voor ons antwoord op deze vraag verwijzen wij naar het , vijfde hoofdstuk van dit boek.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Tristan Bernard : "L... 1926-01-02
    Tristan Bernard • Titus Maccius Plautus • (date-month) 1926-01 • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel • (author) Willem Putman • tristan bernard • (date-year) 1926
  2. ◼◻◻◻◻ Anon.: Opening van den Koni... 1920-11-01
    vlaamschen schouwburg • Jan Poot • Herman Teirlinck • schouwburg • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gogol : "Le Revizor"... 1926-02-13
    Tristan Bernard • (author) Willem Putman • Herman Teirlinck • Titus Maccius Plautus • (date-year) 1926
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gaston Martens : "Pr... 1924-02-24
    schouwburg • William Shakespeare • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel • publiek • Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
    vlaamschen schouwburg • (author) Willem Putman • Herman Teirlinck • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Josip Kosor : "Onbek... 1926-02-20
    (date-year) 1926 • Jan Poot • vlaamschen schouwburg • (author) Willem Putman • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel
  7. ◼◻◻◻◻ Cr.: Het repertorium van ... 1922-06-07
    vlaamschen schouwburg • Jan Poot • Herman Teirlinck • schouwburg • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel
  8. ◼◻◻◻◻ Anon.: De Dief... 1920-11-05
    vlaamschen schouwburg • Jan Poot • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel
  9. ◼◻◻◻◻ Anon.: Schouwburgiana... 1924-01-26
    Jan Poot • schouwburg • vlaamschen schouwburg • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel • publiek • Herman Teirlinck
  10. ◼◻◻◻◻ Anon.: Pirandello in den Vl... 1924-10-09
    vlaamschen schouwburg • Luigi Pirandello • Koninklijke Vlaamsche Schouwburg, Brussel