Met de spelen ter eere van Maria, vertoont Jef Crick's « Fra Angelico » wel eenige verwantschap. Niet wijl de Heilige Maagd daarin het gebeuren overheerscht -- haar naam wordt nauwelijks genoemd -- maar omdat de auteur onwillekeurig fijne draden heeft geweven, waardoor het voortdurend geëvokeerde beeld van Fra Angelico's moeder verbonden wordt met het beeld der bovenaardsche Moeder. Verder gaat de verwantschap met stukken als deze van Timmermans en van Jac. Ballings niet. Levend in de nabijheid van de schilders, wier gewrochten hij verklaarde in niet meer te tellen studies, kon het bijna niet anders of Jef Crick moest een legendarische figuur uit de wereld der helden van het penseel tot hoofdpersoon kiezen van een drama, dat in wezen vooral leeft door de mystische krachten, die er in werkzaam zijn. Want, voor wie aan de noodzakelijke uiterlijke handeling, niet een buitensporige beteekenis hecht en veeleer let op de dynamische krachten, welke er uit de kern van een spel ontspringen -- wordt het, bij nadere beschouwing van Crick's tooneelwerk, duidelijk hoe de mystische actie -- diegene, welke de bovennatuurlijke macht der Genade ontketent -- van oneindig meer belang is dan hetgeen er in het leven geschiedt met den armen koewachter, die, na van iedereen verschopt te zijn geworden, als bij mirakel tot een groot schilder wordt. Deze dramatische machten, die van bovennatuurlijken aard zijn, komen feitelijk tot ontplooiing buiten het scenische gebeuren, dat van Giovanni's leven onder de menschen en in het klooster een reeks beelden biedt, waarin wij geen conflict erkennen, sterk genoeg om de drie bedrijven te bezielen. Kon het wel anders? Giovanni is een lijdelijke figuur. Hij wordt gedreven door een wonderbare begeestering, waartegen hij zich nooit verzet. Immers, in hem kiemt nimmer een gevoel, dat zijn roeping zou kunnen dwarsboomen en in zijn hart eenigen strijd doen ontstaan. Zijn innerlijk blijft bevrijd van elken twijfel. Hij gehoorzaamt aan een drang, zonder zich af te vragen : waartoe ? of : waarheen? Zelfs het meisje, dat hem liefheeft en van dit gevoel op hartstochtelijke wijze getuigenis aflegt, kan in zijn binnenste geen conflict doen ontstaan. Deze Elza maakt een strijd door, die nochtans niet tot eenige actie aanleiding geeft. En ook Wannes, de vader van Giovanni, in wiens ziel de wroeging bijt, nadat hij beseffen ging hoe hij zijn overleden vrouw miskende en zijn zoon onderschatte, maakt een harden kamp door, die evenmin de bron wordt van eenige handeling. Dramatische kracht woelt er enkel in het tooneel, dat Giovanni voorstelt in zijn stommen en daarom des te pijnlijker kamp tegen de groote smart, die zich van hem meester maakt nadat hij den dood van zijn moedertje vernam. Uit dezen geheel innerlijken strijd wordt zijn schildersgave geboren, schier plots, als bij mirakel. Nu zijn de mystische krachten, die wij voortdurend in latenten toestand aanwezig voelden, plots verbonden geworden -- lijk hemel en aarde door een electrische ontlading -- met de machten, die er leefden in de ziel van een jongen, dweependen knaap. Maar dit ééne tooneel, dat het culminatiepunt van het spel verbeeldt, lijkt niet voldoende opdat Fra Angelico een heusch drama zou kunnen geheeten worden. Ten slotte is ook dit tafereel in zijn essentie nog zuiver lyrisch -- precies overigens als de heele Giovanni-figuur, die, sprekend, slechts de stemmingen van zijn eigen ziele vertolkt, nimmer reageert op het gebeuren rondom hem en door het leven gaat, enkel bekommerd om de schoonheden, die er in eigen wezen bloeien. Het is een onbewust lyrisme, dat Fra Angelico in zich draagt. Wat rondom hem geschiedt, heeft enkel voor doel, ofwel dit lyrisme te doen losbreken, ofwel de diepten van Giovanni's gemoed te belichten. Als de jongens den armen koewachter bespotten, dan blijkt zoowel als zijn grenzelooze zachtmoedigheid, de bovenaardsche verhevenheid van zijn gevoel. Wat de herder -- het wonderlijke Susken -- bewonderend vertelt over Giovanni's hoogere begaafdheden, leent aan het uiterlijk gebeuren, dat de toeschouwer op het tooneel te zien krijgt, al evenmin het karakter eener voortschrijdende handeling, als het op zichzelf wel pittoreske tafereeltje van de bedelaars, welke aan de poort van het klooster, waar Giovanni zijn intrek nam, op de gebruikelijke aalmoes wachten. Er is in Fra Angelico nochtans een logische lijn, die de naar tijdsorde gerangschikte tafereelen, met elkaar verbindt, maar een handeling spruitend uit eenig conflict mochten wij in die beeldenreeks niet erkennen. Ook in een stuk lijk «Als de sterre bleef stille staan» missen wij een sterk dramatische kern, doch elk der daarin verwezenlijkte tooneelen brengt een kleine actie op zich zelf of doet in de harten der menschen de deining eener min of meer diepgaande bewogenheid ontstaan. Ook dit laatste is niet altijd het geval in de verschillende tafereelen van Fra Angelico. Elk dezer beelden schijnt vooral opgevat als een voorbereiding van de lyrische momenten in het stuk, inzonderheid dan van het groote wonder, dat aan Giovanni geschiedt en waardoor de schamele koewachter wordt tot een groot schilder -- tot Fra Angelico. En op dit oogenblik schieten de woorden te kort en moet de muziek de mysterieuse werking der goddelijke genade verklanken. Men voelt, het heele stuk door, de behoefte aan muziek. Zij toch is alleen bij machte de werking der mystiek -- het eenige handelende element in het werk van Jef Crick -- tot een tooneelwaarde om te zetten. Dat was een opzet, waarin de toondichter Jef Tinel naar wensch mocht slagen, telkens hij de visioenen van het droomerige koewachterken vertolkte in zijn partituur.
De schrijver van Fra Angelico heeft beweging op het tooneel verward met actie, die enkel ontstaat waar twee min of meer vijandige of disharmonische elementen met elkaar in aanraking komen. Een drama is strijd. Waar een conflict ontbreekt komt wellicht een mooi poëma, een fraai verhaal, een reeks geanimeerde tafereelen -- doch geen tooneelstuk tot stand. En Jef Crick is, toen hij Fra Angelico schreef, te werk gegaan als een schilder, die tevens een dichter zijn zou. Hij heeft een fresco gemaald, voorstellende tafereelen uit het leven van een Fra Angelico, die ondanks zijn Italiaanschen voornaam Giovanni, een Vlaamsche boerenjongen zijn zou. Hij heeft de figuren, die hij ontwierp, leven, beweging en de spraak gegeven. Hij heeft pittoreske typen geschapen als Suske den Schaapherder en de bedelaars. Hemelsche visioenen, zich ontvouwend onder een stolp van geluiden, heeft hij in zijn verbeelding gezien en dan gepoogd ze ook op het tooneel te verwezenljiken met de schamele middelen, waarover een regisseur beschikt. Zijn wezen was dan vol muziek... en hij heeft een toondichter ter hulp geroepen om de zangen in hem, te helpen verklanken. Hij werd geobsedeerd door een motief, hetzelfde, dat hij reeds in zijn roman «Als Moeder heenging» had uitgewerkt : de moederliefde, die een genade is van elken dag. En dit zoo almachtig en verheven gevoel werd thans vergoddelijkt en tot een wonderdoende macht, die Fra Angelico's talent doet ontluiken en zijn leven opgaan naar een apotheose. Geschikter einde voor een reeks van beelden en tafereelen bestaat er niet! Een drama -- we meenen het te hebben doen inzien -- is toch iets anders. En het ontwikkelt zich buiten alle schoonheden van literairen of picturalen aard om...
Zoo vertoonen de twee legendespelen « Fra Angelico » en «'t Lievevrouwken en de Herdersknaap » -- alhoewel in wezen verwant, toch essentieele verschillen, die hoofdzakelijk van technischen aard zijn. Terwijl het eerste al te uitsluitend het werk is van een literator, zou men van het tweede kunnen zeggen, dat daarin de ervaring van den tooneel-technicus de ontwikkeling van den dichter heeft geschaad. Dat zijn besluiten, waartoe een nadere studie van Vlaamsche drama's herhaaldelijk voert.