Conscience's "Leeuw van Vlaanderen" ten tooneele

Willem Putman, 1938-11


Source

Willem Putman, Tooneeldagboek 1928-1938. Ekeren: Vermeiren, 1938, pp. 117-125.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Kluchten... 1938-11-30
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Na "Tooneelgroei"... 1938-11-30
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het religieus toonee... 1938-11-30

Conscience's "Leeuw van Vlaanderen" ten tooneele

Het past, dunkt mij, dat wij in dit hoofdstuk, gewijd aan het Vlaamsch-nationaal tooneel, nog in het bijzonder aandacht wijden aan de diverse tooneelbewerkingen van «De Leeuw van Vlaanderen». Maar aanvankelijk wil ik ook nog een andere poging vernoemen, want het Vlaamsche strijdmotief is altijd een geliefkoosd onderwerp geweest voor den Vlaamschen dramaturg en voor den Vlaamschen speler.

Te onthouden is o. m. een massa-vertooning van «GUDRUN», het bekende drama van Albrecht Rodenbach, zooals het werd vertoond door de «Catherinisten» van Aalst, onder regie van Johan De Meester jr. Ook dit romantisch werk van den jongen Albrecht Rodenbach zou dus een uitbeelding krijgen in een moderne adaptatie. Een waagstuk ? In elk geval, eens te meer een belangwekkende proeve, waardoor we vooreerst andermaal in de gelegenheid zijn geweest de betwiste speelbaarheid van dat stuk te controleeren. Men heeft veel, archi-veel coupures aangebracht. En toch is men er niet in gelukt de langdradigheid uit deze gesprekken weg te werken. Integendeel, het zag er uit of de moderne interpretatie deze langdradigheid eerder onderlijnde. Immers de waarde, die deze vertooning beheerschen moest, was : rhythme -- en het is niet mogelijk de vele monologen in dit rhythme mede op te nemen. Zij zijn namelijk niet te verdedigen buitenissigheden, vol hollen bombast en overladen romantiek, en werden dit nog méér in deze uitbeelding. Alle traditie was hier immers afwezig. In plaats van een witgetabberden druide met langen vlasbaard, staande op hooge duinen in het aanschijn van een razende zee, kregen we een Wate in vuil-witte broek, met een kop die denken deed aan Ibsen. Deze Wate -- het kon bijna niet anders -- declameerde zijn hysterische uitgalmingen met een tikje humor. Hij was, in de omheining van zwarte gordijnen en op het moderne houten staketsel, het meest tergende anachronisme, dat het tooneel der laatste jaren ons geschonken heeft. Er lag iets eigenaardig komieks in dezen man te hooren schreeuwen : «Hadt gij een lijf, ik schoot u pijlen, Noodlot!», en gij zult mij begrijpen, lezer, als ik u zeg dat wij Carausius ten volle beaamden, toen deze Wate toesnauwde : «Leer uw tong beteug'len.» Hoe anders hebben wij er over gedacht, toen we achttien jaar oud waren...

Maar het Vlaamsch onderwerp bij uitstek is en blijft: 1302. Reeds in vroeger jaren ging er nagenoeg geen seizoen voorbij, of de een of andere dorpscène reveleerde een nieuwe tooneel-bewerking van het Groeninghe-gebeuren. Mijn vader schreef er al eene in 1900, en uit den voorraad tooneelstukken van het tooneelfonds, dat in mijn geboortehuis was ondergebracht, herinner ik mij nog een «GROENINGHEZEGE» van oud-minister Hendrik Heyman. Van zelf sprekend zou het jubeljaar 1938, waarbinst het ontstaan van Conscience's roman «De Leeuw van Vlaanderen» feestelijk werd herdacht, ons een heele reeks nieuwe 1302-spelen aanbrengen, te meer dat te Antwerpen speciaal met dat doel een prijskamp werd uitgeschreven, die dan ook niet zonder vrucht is gebleven. De prijs werd toegekend aan J. MEIRE, terwijl ook FRANS DEMERS met een onderscheiding was bedacht. Ferdinand Vercnocke schreef een «DAMPIERRE» voor het gezelschap van Staf Bruggen, en met zijn «Christen Vlaamsche Speelgezellen» ging ook Marcel Schumacher een eigen volkschen «Leeuw van Vlaanderen» vertoonen in de provinciesteden. En op dit oogenblik dat ik deze regelen schrijf lees ik in de kranten, dat ook Jan POOT ons met een eigen «Leeuw van Vlaanderen» bedenken wil -- welke bewerking dienen moet om de Conscience-feesten van Brussel op te luisteren.

Laat ik hier vooral aandacht vragen voor het werk van Meire en Demers.

Het bekroonde spel van Meire werd vertolkt op de groote markt te Antwerpen onder leiding van Joris Diels, die lid van de jury is geweest en zich herhaaldelijk met hoogen lof over het bekroonde werk uitsprak. Het is verheugend dat er in Vlaanderen nog tooneelleiders zijn, die zich met zoo onvermengde vreugde en zoo dapperen ijver geven willen aan de verdediging van werk van eigen bodem. En als een dergelijke regisseur dan Joris Diels heet, weten wij in elk geval, dat diens enthousiasme toch altijd een minimum waarborgt van goeden smaak en literaire waarde.

Zooals men verwachten mocht, had de vertooning een grootsch en statig karakter. Toen wij aankwamen op de propvolle markt, van Antwerpen regenwolken dreigden, maar het is gelukkig bij dreiging gebleven, stierven juist de klokketonen weg, waarmee het begin van het spel was aangekondigd van de transen van den Onze Lieve Vrouwe toren. In den hoek van de markt staat het breede speelplan opgetimmerd, twee groote tribunes, waarvan de eene, rechts van ons, grootendeels door het volk is ingenomen terwijl links de tooneelen tusschen ridders en edellieden zich gewoonlijk afspelen. Beide speelplannen zijn onderling verbonden door een boogvormige brug, die mede een belangrijke functie krijgen moet in de vertolking.

Daar hooren we Pieter de Coninck's stem, die tamelijk ruw klabettert in de luidsprekers en ons onmiddellijk den droom vertelt, die hem bezielt en tot verwezenlijking waarvan de gebeurtenissen te Groeninghe heel zeker een belangrijke bijdrage zijn geweest. Ik moet zeggen dat het begin nogal gemengde indrukken schept. Er is in deze overigens voorname en kernachtige taal, die af en toe gekleurd is met een bescheiden West-Vlaamsch tintje, een innigheid aanwezig, die ongetwijfeld in een schouwburg beter tot haar recht zou komen. Maar daar ontplooit zich ineens een felle beweging over de speelplannen en het wordt een kleurige wemeling van historische personages te midden van een bonte massa Vlaamsche poorters en Fransche soldeniers. De groote geschiedkundige figuren rijzen daar voor ons : Valois, Dampierre, de Chatillon. Robrecht van Bethune. De «Leeuw van Vlaanderen» begint te leven. En dit leven zet in door een treffende weergave van een der beste en zeker een der populairste gedeelten van het boek : het gevecht tusschen den pezigen Beydel en den verwaten Fransch-man Lerroux. Een eerste trilling van geestdrift vaart door de menigte.

Intusschen ervaren wij hoe tegenstellingen loskomen onder de edellieden en ridders. De Fransche vorst, Filips de schoone, eischt van Gwijde van Dampierre den knieval. De oude Gwijde zal zich onderwerpen, maar zijn zoon, de jonge Robrecht van Bethune, fier gehuld in een kleed, dat als een zwart-gele vlag zijn leden omgolft, stelt zich trots te weer. Op dit felle accent eindigt de eerste handeling. Een uitstekend bedrijf.

Het vervolg brengt ons bovendien een verrassenden climax. Hef bedrijf lijkt mij dramatisch volmaakt. Nadat wij in de eerste handeling de aanvankelijke pogingen zagen vanwege graaf en volk in Vlaanderen om in nauwere aansluiting de vreemde dwingelandij het hoofd te bieden -- de band zal Robrecht van Bethune, de Leeuw van Vlaanderen, zijn, --, na die eerste toenaderingsbeweging wonen we de vijandelijke intrigues bij, die een verzoening tusschen het aldus éénwordende Vlaanderen en den Franschen leenheer willen bemoeilijken. Het beloop brengt hier dus een bij uitstek dramatische wending en wordt op treffende wijze geconcentreerd in de actie van de Fransche koningin, Johanna van Navarre en haar trawanten, die den weifelenden koning tegen de Vlaamsche «rebellen» opjagen. De «extremist» Robrecht van Bethune zal hun hierbij uitstekend van dienst zijn. Hij weigert te knielen. Hij slingert de koningin, wier wrok overigens berust op een oude familieveete, zijn trotschen afschuw in het gelaat. De koning echter aarzelt niet de Vlaamsche ridders te doen kerkeren, ondanks het feit, dat zijn broeder, de nobele monseigneur de Valois, op wiens aandringen de Vlamingen naar Compiègne zijn gekomen, zijn eerewoord verpand had voor hun vrijgeleide. Ook dit wordt een scherp dramatisch moment. Monseigneur de Valois aarzelt niet de houding van zijn koninklijken broeder te schandvlekken, nadat de vurige Robrecht van Bethune het paleis heeft doen trillen van zijn Vlaamsche belijdenis. Hef bedrijf eindigt brutaal en treffend op deze dubbele ontlading.

In het volgend beeld zal de weerstand in Vlaanderen zich verder uitbreiden en de straat bereiken. Dit is moeilijker te vertellen. Het is een reeks moment-opnamen, waarbij beurtelings figuren als de Coninck, Breydel, Machteld, de «zwarte ridder» (nieuwe incarnatie van den Leeuw) op het voorplan zijn gebracht. Feitelijk krijgt de massa hier de hoofdrol. Zij slingert zich met hartstocht rondom de hoofdfiguren. En het stijgend verzet breekt los in een woest «Schild en Vriend», nadat Breydel in een pakkend slot, dat een tikje al te romantisch aandoet bij de lijken van zijn vermoorde moeder en zuster zijn zware eeden heeft gezworen.

De dramatische spanning is reeds even geluwd en het spel is hier niet altijd vrij van zekere verwarring ; de toon slaat af en toe over naar het hol-pathetische. Het is waar, dat de auteur zich in zekere mate gebonden mocht achten door de tonaliteit van het boek.

Zijn slot-bedrijf is dan hoe langer hoe meer in den verhalenden trant gehouden, in een hoogegespannen oratorischen stijl. Er wordt hoofdzakelijk «verteld». Het is een commentaar van wat zich voltrekt aan beide kanten der Groeninghe-beek, de slag der Gulden Sporen, met als centrale figuren den koenen Adolf van Nieuwland, die in een dweependen roes sterven komt in de armen van Machteld en den ouden Willem van Gulik, die, tot verder strijden onbekwaam, zijn bekende en overal vertrouwen wekkende wapenrusting aan zijn dapperen schildknaap leent.. De geestelijke inzichten van den schrijver, zooals hij ze uit het boek van Conscience heeft geput, worden hier in kernachtige taal onder woorden gebracht door Pieter de Coninck, die op de centrale brug van het tooneelbouwsel heeft plaats genomen en als het ware heel Vlaanderen overschouwt, mede in de toekomst reeds dien eenvoudigen Antwerpschen schrijver ziet opdagen, die de groote lessen van het verleden aan het Vlaamsche volk later zal te lezen geven, Met bonte en forsche beelden zal Breydel den slag van Groeninghe komen vertellen. Daar rukt Robrecht van Bethune aan in een flikkering van toortsen en zijn goed-geharnaste gestalte beheerscht statig het tooneelbeeld. De eind-apotheose slaat open als een breede golving van kleuren en vlaggen, zege-geroep en paardengetrappel, terwijl de zware triomfklok luidt, de klaroenen schetteren, de beiaard rinkelt en uit al de belendende huizen van de Groote Markt vlaggen worden ontrold en gewuifd. De menigte veert recht en eenstemmig davert een forsche Vlaamsche Leeuw.

Het is ongetwijfeld groot werk, groot gezien en groot gespeeld. Ik meen de niet te loochenen verzwakking naar het einde toe te hebben aangeduid. Laat ik nog even wijzen op wat ik er vooral in gewaardeerd heb. Vooreerst de treffende doseering, waardoor het conflict een diep menschelijk uitzicht krijgt en bewaart. Hier zijn niet alle Franschen schurken, wel integendeel, en de broer van Koning Filips is wellicht een der nobelste figuren van heel de handeling. Zelfs een Lerroux krijgt allure in zijn koene strijdvaardigheid. Hetzelfde geldt voor de Vlamingen. Hier zijn levende menschen uitgebeeld, menschen van alle tijden, met hun driften en hartstochten. Zij zijn een groote hoop. Wel, geen enkele van deze figuren schijnt verwaarloosd. Elkeen, ook aan de minder belangrijken, is gelegenheid gegeven zich in een tooneel, in een gesprek of in een ontboezeming waarlijk uit te leven, een beperkt maar vurig drama te worden in deze rijke aaneenrijging van conflicten, waaromheen het bekoorlijk en boeiend kader der geschiedenis bestendig leeft en groeit.

***

Demers heeft een ander standpunt gehuldigd. Hij heeft naar hij zelf in zijn inleiding getuigt, tegenover het boek van Conscience een houding aangenomen van piëteit en volstrekten eerbied voor onderwerp en vorm. Hij legt uit:

«Ik heb mij tegenover dat werk gedragen als tegenover dit van een levend auteur, die graag zijn boek zoo volledig mogelijk op de planken ziet verschijnen». Hier wordt het beloop van den roman dus angstvallig gevolgd. Zelfs heeft de bewerker gemeend de geschiedkundige vergissingen van Conscience te moeten eerbiedigen. Hij heeft hoofdzakelijk betracht te dienen.

Natuurlijk legt deze nieuwe zienswijze den bewerker allerlei beperkingen op. Wat bijvoorbeeld de taal betreft, zullen wij hier heel wat boekerig klinkende zinnen aantreffen, die we den auteur van te voren niet mogen ten kwade duiden, want in zijn voorgaand oeuvre heeft Demers voldoende laten blijken dat hij een vlotte en zeer natuurlijk klinkende tooneel-taal volkomen machtig is. Toch klinken sommige zinnen wat al te onecht. Vooral in de liefdestooneelen tusschen Machteld en Adolf van Nieuwland, waar men gerust een beetje frischheid mocht insmokkelen, liever dan ons even te doen glimlachen bij al te naïef en romantisch getinte dialogen of bij onverkwikkelijke phrases van dezen aard :

Adolf: Al de weken, die ik op het ziekbed heb doorgebracht, was het mij of ik geen geheugen meer had. Alleen gij bestondt nog.

Machteld : Arme jongen, met uitzondering voor uw lieve zuster en voor meester Rogart stemde die voorstelling ongeveer met de werkelijkheid overeen.

Bij een vertooning zal de lieve Machteld wel heel wat moeite moeten doen om er dat zinnetje uit te krijgen. En dergelijke parels van stroefheid zijn meer te vinden. Ik weet niet hoeverre ze regelrecht uit den oorspronkelijken roman komen, maar ik zei het reeds, te dien aanzien heeft de bewerker ons van te voren in zijn inleiding ontwapend : hij «dient».

Maar hij dient voor de rest met knappe tooneelvaardigheid. Het stuk is stevig gebouwd en geeft een logisch en boeiend relaas van het vaderlandsche epos. Ook het liefdemotief is naar behooren in het conflict ingeschakeld en wellicht is het juist in de behandeling van de romantische betrekking tusschen Adolf en Machteld, dat Demers den geest en den stijl van Conscience het dichtst benaderen mocht..

Voor de rest blijven de personages tamelijk schetsmatig uitgebeeld zij zijn beeldekens uit het boek, beeldekens die bewegen en spreken, maar ons er bestendig aan schijnen te willen herinneren dat zij slechts fictie zijn, behoorend tot een verre legende, die men ons wil terugvertellen. De voorstelling zou dit kunnen onderlijnen, wat er mijns inziens een toon aan zou verleenen die het publiek niet zou mishagen.

Er wordt in deze bewerking ook veel verteld. Op dat punt waagt de bewerker zich tamelijk ver en stelt hij, dunkt mij, groote eischen aan de regie. Tal van gevechten, twisten, samenscholingen moeten door een onzichtbare menigte worden gesuggereerd.

Het best laat de bedreven tooneelschrijver Demers zich in deze bewerking gelden door de treffende wijze, waarop hij elk tafereel een pakkend slot weet te bezorgen, waarbij hij telkens als het ware de sfeer inniger laat worden, terwijl meestal stilte intreedt en een indrukwekkend gebaar de actie besluit. Het is een procédé, dat de schrijver ook in zijn andere tooneelwerk gaarne toepast, namelijk in Eva en in De Dwingeland.

Aldus het slot na de heroïsche vechtpartij tusschen Breydel en Lerroux, als de waard óók al zijn zenuwen niet meer kan bedwingen en het zwaard van den gevallen Lerroux opraapt om met de Mackeliers te gaan meevechten. Hoe zou een Vlaamsch publiek hierbij ongevoelig blijven !

Dit is goed en knap volkstooneel, en het mag getuigd dat de spelen van J. Meire en F. Demers een waarachtige verrijking zijn voor ons hedendaagsch repertorium.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
    Henrik Ibsen • Gudrun • Albrecht Rodenbach • Staf Bruggen • Dampiere • (date-month) 1938-11 • vlaamsche • (date-year) 1938 • Ferdinand Vercnocke • (author) Willem Putman
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    demers • Eva • (date-month) 1938-11 • De Leeuw van Vlaanderen • De Dwingeland • Frans Demers • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Kluchten... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • Staf Bruggen • Johan De Meester jr. • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Na "Tooneelgroei"... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • boek • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het religieus toonee... 1938-11-30
    Staf Bruggen • (date-month) 1938-11 • Marcel Schumacher • Johan De Meester jr. • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Beatrijs te Knokke-Z... 1938-11
    (date-month) 1938-11 • Joris Diels • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch Toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • Jan Poot • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De Lucifer van Joris... 1937
    Johan De Meester jr. • (author) Willem Putman • Joris Diels • joris diels
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • vlaamsche • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • vlaamsche • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman