Het realistisch tooneel: Frans Demers

Willem Putman, 1938-11-30


Source

Willem Putman, Tooneeldagboek (1928-1938). Antwerpen: Globus-uitgaven, 1938, pp. 128-132.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◻◻ Ernest W. Schmidt: Koloniaal Tooneel... 1935
  2. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: In den Koninkl. Ned.... 1933-03-03
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Conscience's "Leeuw ... 1938-11
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch Toon... 1938-11-30
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30

HET REALISTISCH TOONEEL

Men mocht verwachten dat op de geleidelijke inzinking der zoogenaamde «vernieuwers» een soort revanche volgen zou van hen, die zich tegen dit experimenteeren op tooneel-gebied hebben verzet -- en die het standpunt verdedigden dat er geen heil was... buiten de waarheid, en buiten de stipte eerbiediging der waarachtigheid. De fantazie had gepoogd een plaats in den schouwburg te veroveren. En we hebben deze soms grillige maar altijd pittoreske pogingen hier nauwkeurig nagegaan. We hebben ook niet geaarzeld de tekortkomingen aan te duiden, de vergissingen te onderlijnen, en ten slotte de weinig bemoedigende slotsom op te maken. Zou nu hierop een herleving te begroeten zijn van wat gewoonlijk het realisme is geheeten ?

Wij zullen hier verder, ook op dit gebied, zoo objectief mogelijk onze ervaringen mede deelen. De «vernieuwers» verdwenen van het speelplan. Het is klaar dat hun plaats open stond en naar alle waarschijnlijkheid door anderen zou bezet worden. Realisten als Ernst W. Schmidt en Gaston Martens schenen inderdaad een tijd lang door de nieuwe beweging in een hoek gedrongen, verloren in elk geval een deel van de zoo mild na den oorlog gegunde belangstelling. Er was plaats voor nieuwelingen, die zich min of meer in het vaarwater wagen zouden van bovengenoemden, min of meer aansluitend met den aard en den stijl van werk van een Buysse, een Scheltjens, die ondanks zijn hoogen ouderdom ons o. m. nog een knappen eenakter gaf, MANNEN VAN 'T WATER».

Reeds in 1930 liet zich een jong auteur gelden, die onmiddellijk met nadruk in den «ring» van het tooneel van dien tijd plaats nam, en er vurige verdedigers vond. Ik kan bij de bespreking van zijn werk onmiddellijk aansluiten met voorgaande hoofdstuk. Het betreft immers den schrijver van den zoo juist besproken tweeden «Leeuw van Vlaanderen», Frans Demers.

FRANS DEMERS.

Zijn eerste vijf «Eenakters» maakten gunstigen indruk. We beginnen allemaal met eenakters. En we vinden te dier gelegenheid allemaal een peter. In dit geval was de peter niemand minder dan Lode Monteyne, die getuigen wilde : «Met zijn eerste tooneelwerk brengt Frans Demers iets nieuws en iets geheel eigens -- gewis nog niet nieuw en niet eigenaardig genoeg om de, in onze Vlaamsche tooneelliteratuur, na bijna een decennium van koortsige bedrijvigheid, ingetreden windstilte te verbreken...». Inderdaad -- wij zijn acht jaar verder, en de «windstilte» is feitelijk in al dien tijd maar weinig gestoord geweest. Toch is Demers allicht de meest markante persoonlijkheid van deze periode, al werd hem de staatsprijs niet toegekend.

Het was al voldoende, in gemelde «Eenakters», het eerste tooneel van «Ras» te lezen, om onmiddellijk te weten dat daar een ras-echt tooneelschrijver aan 't woord was. Even duidelijk bleek uit gemeld stukje zijn gemis aan ervaring. Demers heeft een belangwekkend onderwerp (ook het «nieuwe» bekoorde van deze stukken, die gesitueerd zijn in Belgisch Congo, waar Demers een heelen tijd verblijf heeft gehouden) ; hij duidt zijn onderwerp aan, gewoonlijk op een kernachtige wijze ; hij praat er langs en laat het liggen. In een woord : hij laat zijn stukken al te uitsluitelijk leven op de toevalligheden des dialoogs. Maar dit konden we dadelijk vaststellen, en het zou uit zijn later werk nog duidelijker blijken : hij dialogeert handig.

Ook «EVA», zijn eerste groot werk, is in de tropen gesitueerd, wil in zekere mate het treurspel van de tropen zijn --

het drama der eenzaamheid, vooral der sexueele vereenzaming, onderlijnd door het zwoele van de aldaar heerschende atmosfeer. Demers doet hier nagenoeg wat Fabricius deed in «Dolle Hans» ; hij stelt het zoogenaamde driehoekprobleem in de schroeiende sfeer der tropen. Maar bij Fabricius domineert dan nog een ras-kwestie, terwijl Demers zich meer bepaaldelijk houdt bij het sexueele probleem alleen. Maar hij zal in later werk ook de raskwestie aanpakken, en wel voornamelijk in zijn veel gespeeld stuk «DE HALFBLOED», dat hij verschijnen liet na «HET ZWAKKE GESLACHT», een soort voortzetting van «Eva», die vooral trof door den cynischen toon, en zelfs hier en daar ergernis wekte.

De «halfbloed» -- het stuk werd o. m. ook door de groep Staf Bruggen vertolkt -- is een soort «sienjo», in Congo overgeplaatst. Zijn naam is Jean Joubart.

Hij is directeur van een reis- en expeditie-agentschap, zoon van een Europeaan en een inlandsche, heeft in Europa gestudeerd en leerde daar een meisje, Anna, kennen, die zijn liefde wel wilde beantwoorden. Na hun huwelijk zendt zijn vader hem naar Congo en bezorgt hem daar een belangrijken post. Anna gaat mee. Alles schijnt goed te gaan ; ze houden van elkaar; Anna acclimatiseert zich, hij voelt zich weer in zijn streek. Maar er zit een adder in zijn nest. Langzamerhand gaat Jean Joubart inzien, dat hij, ondanks alles, door de andere blanken als een minderwaardige wordt beschouwd, en dat grieft hem. Vernedering volgt op vernedering en op gelukkige wijze kan Demers hier zijn geliefkoosd procédé aanwenden. Na een paar in schijn onbeduidende gesprekken, die vaak verhullen wat Amiël «dialogue intérieur» noemt, drijft hij zijn conflict naar een dreigende explosie, die hij smoort in een stilte. Haast elk tafereel eindigt zoo in een «stil tooneel». Gewoonlijk is het treffend en een paar keeren huiveringwekkend.

Eerst zal het zijn beambte zijn, De Loo, die het hem, in verband met een berisping, toesnauwt :

«Ik wil wel bevolen worden, maar niet door een halven neger, begrepen ?»

Thuis gekomen geeft Jean lucht aan zijn wrok door plotseling zijn negerboy om een kleinigheid af te ranselen. Maar deze zal in hem de wonde nog dieper openrukken. Hij gaat weg en slingert zijn baas in het gezicht:

«Een blanke mag ons slaan. Maar gij niet, gij hebt dat recht niet.»

Jean geeft zich echter nog niet verloren. Hij gaat met zijn vrouw in een voornaam restaurant, waar men weigert hem te bedienen. Hij slaat den Ober onder de tafel. Herrie. Proces. Men wil het geval gaarne in een zachte vermaning smoren, maar Jean scheldt de heele rechtbank uit. Gevangenis. Als hij vrijkomt, rekent hij af met zijn vrouw. Want Anna, hoe goed en zachtzinnig ook, reageert anders dan hij op de gebeurtenissen. Het is deze reactie die hen tenslotte in uiteenloopende wegen stuwen zal. Anna wordt ten andere opgestookt door een valschen vriend, Vergoot, die Jean reeds als kleinen jongen gekend heeft, maar hem nu met een soort sadistisch plezier dompelt in de tragiek zijner vernederingen. Bij Jean's terugkeer blijkt het duidelijk : hij en zijn vrouw spreken dezelfde taal niet meer. In de gevangenis heeft hij nagedacht. In de eenzaamheid zij ook. Maar terwijl haar gedachten het com-

promis zochten, de toegevingen, is zijn geest op den dool gegaan langs de wegen van het verzet, van de wraak. Hij, Jean Joubart, zal het onrecht wreken op allen. En hier treedt dan een andere figuur op den voorgrond : de neger Mandefu, die door een toeval medegenomen werd naar Europa, daar studeerde, den oorlog beleefde en nu terug in zijn land ronddoolt met opstandige plannen. Mandefu heeft in de gruwelen van den oorlog de slotsom van de Europeesche beschaving gezien. Dan liever neger. Hij ontmoet Joubart ; algauw zijn zij vrienden ; zijn betoogen doen in den halfbloed den neger ontwaken. De blanken hebben het gewild : ze hebben hem uitgestooten : fataal komt hij terecht in het milieu, waar hij hoort.

Zoo zien wij hem dan in het vierde tafereel in een primitief huisje in het binnenland, met naakt bovenlijf en kleurigen lendendoek ; als neger. Hij zal zich losmaken van zijn vrouw, den laatsten en hechtsten band, die hem aan de blanken gekluisterd hield. Het is hard, maar het moet gebeuren -- Anna wordt ziek in die verzengende atmosfeer ; ze moet met vacantie. Maar alle koffers worden gepakt. De reis is... naar Europa. Voor goed. Hier weer een van die gesmoorde «finales». Weinig woorden, maar een passende atmosfeer.

En dan, in het laatste tafereel, de bom. We hooren Manfu's opruiend betoog. De gouverneur komt naar het dorp. Als ze hem vermoorden, zal het feit ophef maken. Het kan het signaal zijn. Jean stribbelt tegen, aarzelt, ziet feitelijk het nuttelooze van deze geïsoleerde daad. Maar daar komt toevallig Vergoot, de verhopen blanke, die Jean in het moeras heeft helpen duwen. Nog even staan die twee tegenover elkaar: Vergoot, de door de kolonie moreel vernietigde Europeaan, en Joubart, die door zijn Europeesche opvoeding uit zijn evenwicht werd gebracht. Een vinnig, woest tooneel, tot Jean eindelijk Vergoot in zijn klauwen houdt en diens walgelijke ziel naakt uitstalt.

Nauwelijks is Vergoot uit de tent geloopen, of Jean geeft het teeken, waarop men wacht. Twee inlanders sluipen Vergoot achterna. Een gil. Een plof. Het eerste lijk. En van overal uit de dorpen stijgt nu het gegrom van tam-tam's. Het is de opstand. ..

...Ik heb dit stuk van Demers omstandig verteld, omdat het mij het meest typische en wellicht ook het best geslaagde schijnt te zijn in gansch zijn oeuvre. We kregen later «DE DWINGELAND», nog een koloniaal werk, in een lichteren toon gehouden, maar alweer «knap» speelwerk. Begrijpelijk is Demers dan ook de eenige geweest, met Janssens en Ballings, die, gedurende de zoogenaamde periode van windstilte genade vinden mocht in de oogen der officieele schouwburgdirectie's. Zijn stukken kregen vaak goed onthaal. Wellicht heeft hij het koloniale gegeven eenigszins uitgeput. Maar alles wijst er op dat Demers iemand is, die ook buiten de charme der tropen-atmosfeer, gegevens kan vinden voor knapgebouwde burgerlijke tragedie's. En wellicht zijn het juist deze stukken, die wij in ons repertorium het meest missen...


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◻◻ Ernest W. Schmidt: Koloniaal Tooneel... 1935
    demers • Dolle Hans • Het zwakke geslacht • jean joubart • vrouw • Ernest W. Schmidt • Lode Monteyne • De tragedie van den halfbloed • frans demers • Eva • Johan Fabricius • stukken • De Dwingeland • jean • Frans Demers
  2. ◼◼◻◻◻ Victor J. Brunclair: In den Koninkl. Ned.... 1933-03-03
    demers • Dolle Hans • jean joubart • joubart • De tragedie van den halfbloed • Frans Demers • Eva • Johan Fabricius • jean • anna • vergoot
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Conscience's "Leeuw ... 1938-11
    demers • Eva • (date-month) 1938-11 • De Leeuw van Vlaanderen • De Dwingeland • Frans Demers • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch Toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • Jac. Ballings • stukken • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • stukken • Ernest W. Schmidt • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • stukken • Ernest W. Schmidt • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • Lode Monteyne • Jos Janssen • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: het realistisch toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • vrouw • Gaston Martens • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Kluchten... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • Groep Staf Bruggen • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Dr. J.O. De Gruyter... 1938-11-30
    Ernest W. Schmidt • (date-month) 1938-11 • stukken • tijd • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman