Molière, bij zijn derde eeuwfeest

Lodewijk Dosfel, 1922-03


Source

Ons Volk Ontwaakt, 1922-03-00 pp. 26-27


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◼◻ A. Props: Over Molière... 1922-02
  2. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Molière: "De ingebe... 1926
  3. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: P.C. Hooft: Hooft's ... 1926
  4. ◼◻◻◻◻ Lodewijk Dosfel: Henri Ghéon: zijn p... 1923-02
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Molière's "Nieuwbak... 1927-07-21

Molière, bij zijn derde eeuwfeest

door Lod. Dosfel

Geen Fransch schrijver is de gansche wereld door beter bekend dan Molière. Op hem en op La Fontaine, meer nog dan op eenig ander schrijver, is de roem van de Fransche letterkunde gevestigd.

Zijne blijspelen werden vertaald, verwerkt, nagevolgd in alle talen en in alle landen, voor alle standen voorgesteld. Den fijnen, den treurigen glimlach zoowel als den luiden schaterlach verwekten zij bij de toeschouwers. Nochtans bescheen de gelukszon Molière's leven niet. Het was er zeer treurig en weemoedig in de ziel van hem die zoovelen verlustigd heeft.

Hij werd den 15 Januari 1822 te Parijs geboren.

Zijn vader was Jean-Baptiste Poquelin, kamerknecht bij den koning. Van geleerdheid hield deze geen sikkepit. De jonge Poquelin, evenals zijn vader Jean-Baptiste geheeten, had een grootvader die graag blijspelen zag; hij voelde meer trek naar studie dan naar het ambt van zijn vader en slaagde erin als student bij de Jezuïeten te geraken. Vijf jaren bleef hij daar. Toen vader ziek werd moest de jonge Poquelin hem bij den koning (Lodewijk den XIIe) vervangen. Hij bereisde met den koning Languedoc en voelde de roeping om het blijspel te beoefenen. Hij verbond zich met eenige jonge tooneelspelers en stichtte een kring L'Illustre Théatre, die in de voorstad Saint-Germain en het kwartier Saint-Paul voorstellingen hield. Hij verruilde zijn naam met dien van Molière die onsterfelijk geworden is.

Toen Molière voor het eerst optrad was er vrede in Frankrijk. Vroegere leenmannen waren hovelingen en vleiers geworden, de gerechtigheid was menigmaal geblinddoekt om het recht niet te zien, er was veel valsche liefde, veel valsch godsdienstvertoon, veel verwaandheid van lieden die zich boven hunnen stand wilden verheffen, veel jacht op voornaamheid in leef- en spreekwijze; duizenden vlekken ontsierden het zon-rijk van den grooten vorst.

Even als alle groote schrijvers begon Molière met navolging. Hij is uiterst veel verschuldigd aan zijn voorgangers. De kritiek heeft dat uitgemaakt. Een Fransch schrijver zeide met betrekking tot Molière ; « Men mag zijne voorgangers plunderen onder voorwaarde dat men ze ook doodt. » Molière heeft dit gedaan op. letterkundig gebied.

De Italianen waren zijne eerste meesters, geene goeden voorwaar. Van eenige stukken bestaat alleen de naam (Le Docteur amoureux, Les Trois Docteurs rivaux, enz.). Zijn eerste groot stuk in vijf bedrijven is L'Etourdi, voor de eerste maal te Lyon in 1653 voorgesteld. Zijn laatste Le Malade imaginaire (1673).

In L'Etourdi en Le Dépit amoureux wordt geen nieuwe baan gevolgd, wel in Les Précieuses Ridicules, in één bedrijf zonder verwikkeling. Voor het eerst ziet men op de planken de schildering van iets dat wezenlijk belachelijk was. Vier maand lang werd dit stukje aanhoudend gespeeld.

Gehekeld wordt daarin de wartaal van de slechte romans, de sentimenteele onzin, de gekke woordenkramerij, het zoeken naar geestigheid zonder geest. In de inleiding tot zijn werk meent de schrijver de voorzorg te verklaren dat de echte précieuses ongelijk zouden hebben aanstoot te nemen wanneer men de belachelijke précieuses voorstelt die hen naapen,

In L'Ecole des Maris, aan Monseigneur den hertog van Orléans opgedragen, zit meer verwikkeling. Dit stuk werd gevolgd door L'Ecole des jemmes.

In L'Amour médecin (1665) verklaart hij den oorlog aan de geneesheeren. En hij heeft dezen aangerand tot op het einde van zijn leven. Dit stuk was volgens den schrijver maar een eenvoudige schets -- un simple crayon. Men beweert dat Molière, die niet alleen schrijver, maar tevens tooneelspeler en bestuurder was, genoodzaakt werd dit stuk in vijf dagen te schrijven en aan te leeren.

In Le Misanthrope (1666) bereikt Molière het toppunt van de kunst der comedie. De opvatting er van staat zoo hoog dat het stuk onmogelijk kon gesmaakt worden. Het was een comedie waarvan het onderwerp zoo treurig was als het treurigst treurspel. Het belachelijke is immers wanorde en wanorde is droef. De deugd kwam er in voor als niet-beminnelijk. De ernst droeg de lijkwade van de somberheid. Och, wat kan men naar aanleiding daarvan denken aan het woord van den Zaligmaker : « Als gij vast, zet geen treurig aangezicht ».

Bij de vierde voorstelling moest men het stuk van kant stellen -- opdat men zou komen luisteren zijn, liet hij het spelen samen met de klucht Le Médecin malgré lui (1666), een van Molière's meest bekende stukken. Molière dompelt den afgrond van het minderwaardige in.

L'Imposteur ou le Tartuffe (1667) was een blijspel dat « veel gerucht maakte, lang vervolgd werd ». De geschilderde personen toonden dat zij in Frankrijk veel machtiger waren dan alle andere bespotte personen. (Uit de voorrede.) Molière werd beschuldigd dat hij de godsvrucht aangevallen had. Hij verweert zich daartegen hardnekkig in de voorrede, en in de Placet's welke hij aan den koning voorlegt.

« Ik heb, » zoo beweert hij, « mijn uiterste best gedaan om overal den schijnheilige van den echten godvruchtige te onderscheiden. »

Het onderwerp is het volgende :

Een mensch die ellende lijdt, slaagt er in, door zich als vroom aan te stellen, een eerlijken mensch derwijze te verschalken, dat deze den schijnheiligaard aan zich opneemt, hem zijn dochter ten huwelijk schenkt en hem zijn gansch vermogen overlaat. Tot vergelding wil de schijnvrome de vrouw van zijn weldoener verleiden en hij bedient zich van de schenkingsakte om hem buiten zijn eigendom te drijven; hij laat daarenboven zijn weldoener aanhouden en naar de gevangenis opleiden.

Ons waait de geur van verwording tegen uit een akelig witgepleisterd graf.

L'Avare (1669) ontleedt de gierigheid meer als Le Tartuffe de schijnheiligheid ontleedde.

Het verdoovend vuur der gierigheid gelijkt op hellevuur. Het foltert, maar verwarmt noch verlicht. Het maakt ongevoelig voor anderer wee. Molière's gierigaard Harpagon wordt gehaat door ieder die hem omringt : door kinderen, dienstboden, naburen. Hij wordt door zijne gierigheid gestraft.

Le Boutgeois gentilhomme (1670) striemt de verwaandheid van een burger die den edelman spelen wil. Lodewijk XIV loofde om dit stuk den schrijver met de woorden « Nooit hebt ge mij zooveel doen lachen ».

La Bourgeois gentilhomme (1670) striemt de Brabander, de Vlaming die wil Franskiljon zijn, de zeepbaron. Och, keerde Molière terug, wat zou hij onder ons modellen vinden voor ontelbare blijspelen in dien aard.

Het stuk is eene mengeling van karakterspel en boerte tot het potsierlijke toe.

Les Fourberies de Scapin is uitsluitend boertig en zooveel onthielden wij van den goeden, ouden Boileau, dien wij in de Poësis zeer weinig waardeerden, maar later toch een mensch met gezond verstand vonden, dat wij weten hoe hij er over kloeg dat « men in den zak waarin Scapin zich verbergt, den schrijver van Le Misanthrope niet terugvindt ». Het stuk werd ontelbare malen, voor Colleges en volkstooneel bewerkt en doet altijd veel meer lachen dan nadenken.

In Les Femmes savantes (1672) zet Molière het werk voort dat hij in Les Précieuses Ridicules had aangevangen. Hij geeselt de zucht naar valsche

geleerdheid, naar valsche dichterlijkheid bij vrouwen die niet echt geleerd zijn, maar eenvoudig meenen, dat zij het zijn. De echt geleerde vrouwen kunnen zich aan dit stuk al even weinig ergeren als de echte beschaafden aan de Précieuses Ridicules.

Het stuk had even weinig bijval als Le Misantrope. Het stond boven zijn tijd. Het onderwerp bleef zo schraal.

Molière die aanhoudend ziek was en bij geen artsen hulp vond, heeft zijn laatste werk tegen hen gericht. Reeds lang was hij borstlijder, spuwde hij bloed. Toch wilde hij voorstspelen. Bij ene voorstelling van Le Malade Imaginaire (1673) moest hij ziek weggedragen worden. Hij stierf den 17 februari 1973. Hij had op de wereld wel roem een bijval genoten, maar geen echt geluk. Zijn huwelijksleven was één drama. Hij was gedurig ziek, zwartgallig, weemoedig, jaloersch. Men verhaalt van hem dat hij weemoedig en zacht was. Hij beminde zijne makkers, stikte de opkomende talenten niet in de kiem. Hij moedigde Racine aan en zorgde er zelfs voor dat diens Les Plaideurs, dat haast vergeten was, opnieuw gespeeld werd. Zulke welwillendheid is zeldzaam in de geschiedenis van de letterkunde. Corneille b.v. raadde aan Racine het schrijven van treurspelen af.

De critici prijzen om strijd in het werk van Molière het geniale in de schildering van den menschelijken geest, zijne waarnemingsgave, de diepte van de ontleding, de levendigheid van het gesprek, de frischheid van de taal. Gansch oorspronkelijk is hij niet. Meer dan eens is hij boertig. De ontknooping laat soms te wenschen over. De handeling is niet zelden verward en duister. Sporen van overhaasting in den arbeid zijn duidelijk.

In zedelijk opzicht is aan het aanschouwelijk schilderen van de menschelijke krankheden immer groot gevaar/verbonden. De dronken Heloot zal niet veel jonge Spartanen voor dronkenschap weerhouden hebben. Zeldzaam zijn de spotters die in hun spot maat kunnen houden.

J. J. Rousseau zelf heeft in zijn brief Sur les spectacles aan d'Alembert het tooneel van Molière eene school van ondeugd en kwade zeden geheeten. Zijne grootste zorg is het bespottelijk maken van goedheid en eenvoud... De deftige lieden doen niets dan spreken... Hij doet lachen ja, maar tot zijn meerder schuld.

Op den Nederlandschen blijspeldichter Langendijk (1683-1756) is Molière's invloed aanzienlijk geweest. Over de vertalingen van Molière schreef A. Props in de Tooneelgids (VII6 jaarg., nr. 2) : « Molière vertalen is de ondankbaarste taak. Er ligt in zijn werk wel een vast element, een plastieke vorm die bij toenadering kan nagebootst worden in elke taal. Maar daarin en daarop beeft er een polsslag, zweeft er een geest, een levensbries die men niet vangen kan in den greep van een taal. Is het daarom misschien dat het meerendeel van de Nederlandsche vertalingen 200 tot 300 jaar na Molière geboren, schoon zeer verdienstelijk er ouder uit zien dan het oorspronkelijk Fransch stuk? » (Bl. 21.)

Een heel aantal Nederlandsche bewerkingen of vertalingen van Molière's stukken kan de belanghebbende lezer opgesomd vinden in hetzelfde nummer van den Tooneelgids.

Vermeld worden onder meer :

Vertalingen van Tartuffe, door J. M. Vos, H. J. Van Zeggelen, W. J. Wendel; van Le Misanthrope, door J. M. Calesch, door W. J. Van Zeggelen, door J. Albertingk Thijm (in verzen), door W. J. Wendel. Les Fourberies de Scapin, door S. J. Bouberg Wilson. Wie van Molière wenscht te spelen raadplege dus De Tooneelgids.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◼◻ A. Props: Over Molière... 1922-02
    Le dépit amoureux • l'Amour médecin • Pierre Corneille • Les fourberies de Scapin • Jean Racine • molière • M. • Jean Jacques Rousseau • Les femmes savantes • Le misanthrope ou l’atrabilaire amoureux • Sur les spectacles • Jean d'Alembert • Le bourgeois gentilhomme • Le Malade imaginaire • (date-year) 1922 • l'Imposteur ou le Tartuffe • L'Avare • Les précieuses ridicules • l'Etourdi ou les Contretemps
  2. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Molière: "De ingebe... 1926
    l'Amour médecin • L'Avare • Le médecin malgré lui • molière • M. • malade imaginaire • Le Malade imaginaire • l'Ecole des femmes • l'Imposteur ou le Tartuffe
  3. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: P.C. Hooft: Hooft's ... 1926
    Les fourberies de Scapin • molière • M. • Pieter Langendijk • Le Malade imaginaire • L'Avare
  4. ◼◻◻◻◻ Lodewijk Dosfel: Henri Ghéon: zijn p... 1923-02
    (author) Lodewijk Dosfel • Pierre Corneille • Jean Racine • M. • Lodewijk Dosfel • Jean de la Fontaine • schrijver
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Molière's "Nieuwbak... 1927-07-21
    molière • M. • Le médecin malgré lui • Le bourgeois gentilhomme
  6. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MOLIÈRE TE BRUSSEL... 1922-02-21
    (date-year) 1922 • M. • Pierre Corneille • Jean Racine • molière