Over Molière

A. Props, 1922-02


Source

Tooneelgids, 1922-02-00 pp. 17-21


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◼◼◻ Lodewijk Dosfel: Molière, bij zijn d... 1922-03
  2. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Molière: "De ingebe... 1926
  3. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MOLIÈRE TE BRUSSEL... 1922-02-21
  4. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Het Nieuwe Volkstoon... 1930-12
  5. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: P.C. Hooft: Hooft's ... 1926

Over Molière

door A. PROPS

Ter gelegenheid van zijn eeuwjaar een woord over Molière. Er is geen oud-klassiek schrijver zóó populair gebleven, bij het Fransch tooneel, ook in den vreemde, als deze groote comediedichter. Gewis is dat feit grootendeels te wijten aan zijn machtig en eenig genie, dat jong weet te blijven door de tijden heen. Maar een andere reden van zijn blijvenden bijval is, jammer zijn jokkenden, satirieken, zedelijk lossen trant, die beter dan de heldenrythmen van Corneille en de edele poëzie van Racine strookt met de lichtzinnige levensopvatting der eeuw en haar drift naar pikant en ongebreideld genieten.

Eerst bestemd voor de balie voor Orleans, kon J.-B. Poquelin zijn ingeboren drang naar tooneel niet weerstaan. Om wille van zijn verwanten, die het ambt van comediant te min achten voor den zoon van een koninklijk tapissier, wisselde de jonge rechtsgeleerde zijn geboortenaam voor den later zoo beroemden deknaam Molière. Maar tegenkanting van familie noch vooroordeelen van tijdgenooten konden hem beletten aan de spits van een tooneelgroep de landelijke steden en dorpen te doorkruisen, en heel zijn leven te wijden aan de kunst. Speelde het gezelschap Molière op rondreis tooneelstukken van vreemden oorsprong, ofwel - waarschijnlijker - heeft de groote man later zijn eerstelingen wat pover bevonden en er een vuurken van gemaakt, zeker is het dat er uit den tijd van zijn zwervend leven maar twee spelen overblijven: « L'étourdi » en « Le Dépit amoureux ».

Toch zal die periode zoo rijk aan afwisseling en avonturen zijn wondere natuurgaven gescherpt hebben, en gewis heeft hij vandaar in zijn tesch of in zijn kop menig plan en schets mee gedragen die hij later zal uitteekenen tot portretten en typen. Lang trouwens zou zijn zigeunerstijd niet duren. Zijn voorlooper, de faam, opende hem de poorten van het begeerde Parijs, waar hij van 1658 af zijn vaste woning neemt. Eerst trad Molière -- bestuurder en acteur -- op, in de zaal van « Petit Bourbon », maar weldra in het koninklijk paleis: hij had de hooge gunst gewonnen van Lodewijk den XIVe door zijn kunst, en ook wel door een beetje pluimstrijken: zie o.a. bij het slot van Tartuffe. De vorst die ons regeert haat ongerechtigheden, enz. De koningin-moeder slaagde er in sommige van Molière's stukken tijdelijk uit het paleis te verbannen; het gelukte haar niet Lodewijks belangstelling en mildheid van zijn gunsteling af te keeren. Molière's bijval groeide dan ook tot zijn dood. Hij stierf betrekkelijk jong (1621--1673) een schielijke dood, om zeggens op de planken, bij de vierde opvoering van: « De ingebeelde zieke ».

De vruchtbaarheid en verscheidenheid van Molière zijn verbazend. Hij miek karakterstukken: « Le Misanthrope », « L'Avare » , « Le Tartufe »; hij schreef zedenschetsen als: « Les précieuses ridicules », « Les Femmes savantes »; spelen die draaien op verwikkelingen en avonturen; boertigheden in den trant van: « Les Fourberies de Scapin »; en eindelijk een mengelmoes van soorten, als daar zijn : « La Malade imaginaire » en « Le Bourgeois Gentilhomme ».

Hij schreef sommige werken waarlijk voor de vuist. Fouquet gaf hem veertien dagen voor het schrijven van « Les Facheux »; en « L'Amour médecin » is geschreven, geleerd en opgevoerd in vijf dagen !

Het valt niet te ontkennen dat die gejaagdheid aanleiding gaf tot slordigheid, en afbreuk heeft gedaan aan de volkomenheid van schrijvers werken: sommige tooneelen zijn inderdaad verward en duister; de handeling is meer dan eens, vooral bij het slot, te brusk en onwaarschijnlijk. Maar tot in zijn minste kluchten met vliegende penne geschreven, wat heeft die man een wijsgeerigen kijk op het leven, een meesterschap van stijl, een taal die speelt met licht en schaduw, met schakeeringen en kleur !

Molière was en bleef zijn eigen Meester : zoo voor stof als voor vorm. Hij neemt niet, zooals veel andere tooneelschrijvers voor of na hem, tot ontwerp de legenden der oudheid; noch geschiedkundige personen als helden; levende typen alleen kunnen hem bekoren; het uitbeelden van al zijn tijdgenooten bezorgt hem werk genoeg. Wie hij in levenden lijve ontmoet, edellieden, burgers, dienstbaren, neemt hij beurtelings onder zijn blik als onder een vergrootglas, en rapper dan een schilder het uitwendig profiel kan schetsen, heeft de wonderbare het karakter van zijn man gevat en ontleed, en in één bedrijf, som 3 tijds in één tooneel (zooals Diaforus in « De ingebeelde zieke »), staat zijn schepping voor ons, heel natuur, levend, onsterfelijk.

Aan de letterkundige conventies van zijn tijd laat Molière zich niets gelegen: hij maakt een nieuwe taal en desnoods gaat j hij woorden en uitdrukkingen zoeken in volkswijken en in achterbuurten; maar ook uit het goor wist hij parels te visschen; en zijn taal zoo lang en veel aangevallen vroeger door alle gezaghebbenden, met Fénélon en la Bruyère aan 't hoofd, is niettemin klassiek geworden, en menige uitdrukking van Molière is op onze dagen springlevend, bloed en merg van de Fransche taal.

Maar het meest kenschetsend karakter van Molière is zijn snaakschheid. Daar hebt u b.v. « De Menschenhater ». Onder de pen van elk anderen dichter ware dit thema als ernstig spel verwerkt. Maar Molière kan zijn luim niet meester. Door overdrijving van lijn en kleur, door tegenstelling, door mengeling en versmelting van zuur en zoet, heeft hij zijn spel zoo fijn gedraaid, dat het bij al de diepe zielkunde die het bergt, een meesterstuk is van smakelijken humor.

En van af zijn « Menschenhater » het fijnste, tot aan de « Schelmenstreken van Scapin » het boertige, is heel het terrein van luim en spot hem bekend. Verfijnde hovelingen en brutale kwajongens, al wat in zijn bereik komt dwingt Molière beurt om beurt -- zoo zeker als met kittelen onder kin of oksels -- misschien om hun eigen beeld te glimlachen of grimlachen, te spotlachen of grijnslachen, te schaterlachen of het uit te gillen.

Molière is DE comediedichter.

Helaas, op zijn heldere kunst ligt een groote zwarte vlek.

De jeugd van Molière was woelig, niet gelukkig. Op veertigjarigen leeftijd huwde de comediant de nauw achttienjarige genotzieke Anna Bépart. Dit huwelijk was voor Molière als blijspel bedoeld en opgevat, feitelijk was zijn huwelijksleven een diep treurig drama. Dat leven is een symbool van 't gros zijner blijspelen. Welk modern dichter heeft gezongen: « Quand je ris je pleure, je fais se tordre mes sanglots ». Dat vers had Molière tot het zijne kunnen maken.

Oppervlakkig gezien is er geen guit als hij, zoo vroolijk; bij nader onderzoek vindt men die vroolijkheid gemaakt, gedwongen. En naarmate zijn huiselijk leed duurt en wast, wordt zijn lachen luidruchtiger, uitbundiger. Want hij voelt hoe het lijden zijn gezondheid ondermijnt, en dat zijn dagen geteld zijn.

In zijn zwanenzang: « De ingebeelde zieke » is de grondtoon dan ook wanhoop. En die botsbollige lachbuien, die weemoedigblije Egyptische dansen, die bijtende caricatuur op de geneeskunde in de razend potsierlijke promotie bovenal doen pijnlijker aan dan het ach en wee van zooveel droefheidspoëten; want zij zijn de uiterste inspanning van een man, die zijn lijden wil versmachten, wanneer hij de aarde onder zich voelt wegzinken en niet hopen kan op een ander leven. Molière had geen geloof.

Molière had geen geloof, geen geweten. Geen licht om zijn wonderbare gaven te leiden, om zijn genie te zalven tot apostolaat. Zijn hart zelfs, dat van natuur goed en edel was (zie Psyche I sc. 1) door tegenspoed verbitterd, werd hem een slechte raadgever; en zoo komt het dat al zijn begaafdheden meer gediend hebben tot zedenbederf dan tot stichting.

In tegenstelling met zijn artsen en apothekers die medicijnen geven voor ziekten die ze niet kennen, of die niet bestaan, kent Molière heel grondig de kwalen van zijnen tijd. Maar als hij den vinger op de wonde heeft geleid, getoond hoe ze bloedt en ettert; als men verwacht dat hij zal ontsmetten of recepten voorschrijven, valt hij aan het schateren om het drollig voorkomen van den patiënt en gaat zijn weg al roepend: « Komt hier, hief is wat schoons te zien !»

Wie ons van overdrijving zou verdenken, leze het oordeel van J.-J. Rousseau; en dat was heusch geen sant! In een brief aan d'Alembert: « Sur les spectacles », schrijft die wijsgeer : « Men kan niet loochenen dat het tooneel van Molière een school is van ondeugd en kwade zeden. Zijn grootste zorg is goedheid en eenvoud bespottelijk te maken, en list en logen aan de zijde der sympathie te plaatsen. De deftige lui doen niets dan spreken, de ondeugenden zijn mannen van de daad die met het grootste welslagen worden bekroond. Hij doet lachen ja, maar tot zijn meerder schuld, daar hij de wijzen zelf, door zijn onweerstaanbare betoovering dwingt tot vroolijkheid, daar waar enkel verontwaardiging past ».

Nu, dat een afgedwongen lach de wijzen niet van het goede spoor zal afbrengen is geloofbaar; maar de wijzen zijn het klein getal, de lichtzinnigen en de zwakken zijn legioen; en het is een droeve waarheid dat meer dan één zoon, zelfs door enkel lezen van Molière's stukken den eerbied voor zijn ouders heeft verbeurd; dat menig meisje door hem haar deugd heeft verloren en dat menig zedelijk mensch zich aan het theater van Molière heeft doodgelachen...

Wat nu gezeid over de vertalingen ? Goede schrijvers vertalen is een ondankbare, Molière vertalen de ondankbaarste taak. Er ligt in zijn werk wel een vast element, een plastieke vorm die bij benadering kan nagebootst worden in elke taal. Maar daarin en daarop beeft er een polsslag, zweeft er een geest, een levensbries die men niet vangen kan in den greep van een taal. Is het daarom misschien, dat het meerendeel der Nederlandsche vertalingen 200 tot 300 jaar na Molière geboren, schoon zeer verdienstelijk, er ouder uit zien dan het oorspronkelijk Fransche stuk?

Dan hebt u de vele vrije verwerkingen naar Molière. Daar onder zijn er ook van verschillenden prijs. Over 't algemeen toch vindt men daar niet veel meer dan geraamten met ontbrekende of opgevulde leden; misvormde schimmen. Het doel der vertalers kan hoog loffelijk zijn; te weten: het booze, het gevaarlijke van 't origineel er uit te snijden, en zijn tooneel in het bereik te stellen der Rederijkers.

Doch het gevaar steekt bij Molière ook in 't gebeente; en alles ingezien, kan men zonder overdrijving, zeggen: dat één oorspronkelijk blijspel verdienstelijker werk is voor de Rederijkers, dan tien verwerkingen vrij naar Molière.


Items that may be related to this text

  1. ◼◼◼◼◻ Lodewijk Dosfel: Molière, bij zijn d... 1922-03
    Le dépit amoureux • l'Amour médecin • Pierre Corneille • (date-year) 1922 • Jean Racine • molière • Les fourberies de Scapin • M. • Jean Jacques Rousseau • Les femmes savantes • Le misanthrope ou l’atrabilaire amoureux • Sur les spectacles • Jean d'Alembert • Le bourgeois gentilhomme • Le Malade imaginaire • l'Imposteur ou le Tartuffe • L'Avare • Les précieuses ridicules • l'Etourdi ou les Contretemps
  2. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Molière: "De ingebe... 1926
    l'Amour médecin • L'Avare • leven • molière • M. • ingebeelde zieke • Le Malade imaginaire • l'Imposteur ou le Tartuffe
  3. ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: MOLIÈRE TE BRUSSEL... 1922-02-21
    Pierre Corneille • (date-month) 1922-02 • Jean Racine • molière • M. • (date-year) 1922
  4. ◼◻◻◻◻ Victor J. Brunclair: Het Nieuwe Volkstoon... 1930-12
    ingebeelde zieke • Le Malade imaginaire • M. • Le bourgeois gentilhomme
  5. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: P.C. Hooft: Hooft's ... 1926
    Le Malade imaginaire • M. • L'Avare • Les fourberies de Scapin • molière
  6. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
    l'Imposteur ou le Tartuffe • M. • leven • L'Avare
  7. ◼◻◻◻◻ Anon.: "Gudrun" door het Vl... 1922-04-15
    Les fourberies de Scapin • (date-year) 1922 • M. • leven
  8. ◼◻◻◻◻ Anon.: De creatie van "De n... 1932-11-25
    l'Imposteur ou le Tartuffe • M. • molière
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Molière's "Nieuwbak... 1927-07-21
    molière • M. • Le bourgeois gentilhomme
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Werk van vreemde aut... 1938-11-30
    M. • L'Avare • leven • man