Hendrick Fayd' herbe : "Esbatement van vier personagiën" door "de Noordster", Mechelen

Willem Putman, 1925-01-04


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 424-428.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Michiel De Swaen :"D... 1925-02-21
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: August Strindberg : ... 1925-01-03
  3. ◼◻◻◻◻ Wies Moens: Om een nieuw reperto... 1925-01
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Helmuth Unger : "De ... 1924-12-06
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "Hamlet"... 1927-10-10

Hendrick Fayd' herbe : "Esbatement van vier personagiën" door "de Noordster", Mechelen.

Deze 17de eeuwsche rederijkersklucht, thans opnieuw uitgegeven door Dr. Robert Foncke (Mechelen, H. Dierickx-Beke. 1923), werd één enkelen keer vertoond, namelijk op 3 Mei 1620, ter gelegenheid van een groot blazoenfeest, samengeroepen door de voornaamste Rederijkerskamer der Dijle-stad, de Sint-Jans gilde, gezeid "De Peoene". Gisteravond gaf de Mechelsche "Noordster", een der den toon aangevende tooneelkringen van het land, de tweede vertooning van dat stukje, dus drie honderd jaar na de "première".

Laat ik maar dadelijk zeggen, dat de voorstelling een uitstekenden indruk heeft gemaakt. Het stukje is prettig, leuk, boeiend zoo frisch als was het pas geboren -- en het werd met zooveel goeden smaak vertolkt, dat het ons scheen, dat dit bovendien op unaniem succes onthaalde Esbatement met eere plaats mag nemen in ons repertorium. Dr. Foncke verdient onzen dank om deze prettige verrassing, die hij uit "De schadtkiste der philosophen ende poëten" heeft opgegraven -- en het is een schoon initiatief geweest vanwege de ijverige "Noordster", ons dit "geschenk", met zulke zorg omkleed, op de planken te hebben aangeboden -- want hierdoor is gebleken dat hetEsbatement van vier personagiën voor ons twintigste eeuwsch publiek vrij genietbaar blijft, en het zou mij dan ook niet verwonderen als vele vertooningen op deze creatie volgden.

In zijne inleiding geeft Dr. Foncke ons enkele bijzonderheden over den auteur Hendrick Fayd'herbe, vader van den meer bekenden Lucas (1617--1697), den beeldhouwer-schilder-architect, die leerling van Rubens is geweest. Fayd'herbe was "facteur" van de Mechelsche "Peoene" en heeft dit stukje "ghecomponeert in April Anno 1620" onder kenspreuk "Selden Rust". Foncke schrijft -- en nog onlangs werd die bewering hier in het Musée du Livre door Prof. Verdeijen, hoogleeraar te Luik, gestaafd --, dat het gewone misprijzen voor de producten onzer rederijkers misschien niet altijd gewettigd is. Terecht verwijt men dezen gezellen "hun dilettantisme, dat de kunst heeft beduimeld". Hun werk is meestal ziellooze rijmelarij, vol pralerigheid -- koel maakwerk voltooid naar uitheemsche exempels -- en de kunstwaarde er van kan in geen geval opwegen tegen de middeleeuwsche moraliteiten, vol naïeve bevalligheid en innerlijke ontroering, waarvan de bekoring nog steeds duren blijft.

Maar dat juist geeft nu misschien wel aan Fayd'herbe's stukje een eigenaardige beteekenis. In de minderwaardigheid van meest alle 17e eeuwsche producten der gezellen, van rethoriek daagt dit Esbatement op als een aangename verrassing vol frissche klanken, ongekunsteld en sappig, bondig en vooral kleurig van vorm -- en in deze tooneelproeve beoefent bovendien de auteur met een bewonderenswaardigen zwier den te dien tijde algemeen aangenomen alexandrijn.

Bepaald oorspronkelijk is het onderwerp nu wel niet, en op meer dan een punt vertoont dit Esbatement een nogal frappante gelijkenis met het zeer bekende Nu noch, op welke cluyte Fayd'herbe's stukje een soort mannelijke weerwraak schijnt te zijn. Hier is het de man, die door zijn vrouw gefopt wordt, maar evenals in Nu noch ontdekt de gefopte ook hier het bedrog -- en het geval wordt opgelost in een huiselijk kloppartijtje, waarop onze rederijkers altijd zeer belust schijnen geweest te zijn.

"Droncken Claes", die drinkt en speelt, heeft weeral eens met zijn "compeer Heyn" getuischt en verloor ditmaal zijn geld en zijn mantel. Felle Griet, zijn vrouw, onthaalt hem op scheldwoorden en stokslagen, spreekt van zich te

"gaen verdoen, verhanghen of verdrincken,

doorsteken met een mes oft drincken fijn regael;

Oft ick sal t'uwen spijt, daar ghy noch sult om beven

Mij met levende lijf den duyvel overgeven,

Dat hij mij dan vervoer; met hem neem ick de vlucht."

In het tweede tooneeltje treedt Heyn op, brengt het geld en den mantel van Claes aan diens vrouw met de hoop, aldus haar hart te winnen-- en dat wordt een bepaald aardig stukje dialoog :

"Daer is oock al sijn gelt; geneest oock nu mijn wonden, Want t' is my groote smert, dat hy u dus cleyn acht, Ghy die van outs geprent vast blijft in mijn gedacht, Al sijdy nu gestrickt met houwelijcxsche banden.

Griet.

Ick danck u van de gift; maer dat ghy my ter schanden Versoeckt, dat is my leet; want ick stry voor mijn eer.

Heyn.

Laet my daermee begaen..."

Heyn verhoogt zijn onfatsoenlijk voorstel met een aanbod van "twintigh gouden croonen", waarbij Griet toegeeft : "Dat waer wel mijnen tant"; en ten slotte blijft maar één hinderpaal meer over : de jalouzie van Claes. De list ligt voor de hand. Heyn zal zich verkleeden als duivel en Griet komen halen. Dit gebeurt. Heyn de duyvel trekt felle Griet uit het echtelijk bed, neemt ze op zijn schouders en holt met haar weg -- wijl Claes in bange consternatie zitten blijft, over het geval redeneert om eindelijk dan te bevinden, dat haar schrik niet zoo buitengewoon echt scheen te zijn en bovendien

"dat se haer begaf soo licht op sijnen schocht,

Het scheen, sy hadder meer als dees reys opgeseten."

Hij wil den duivel bezweren en gaat daarvoor Meester Steven vinden,

"die alle toovery en swarte consten can,

In 't land niet sijns gelijck."

Hier krijgen wij dan een pittige bezweringsscène. Dr. Foncke, die een bekend folklorist is, geeft in zijn aanteekeningen veel belang aan dit tooneel, omdat het, naar zijn meening, waarlijk geheel in overeenstemming is met het toenmalig volksgeloof en vol juiste détails. De voorraad van Meester Steven's toovermiddelen is inderdaad zeer rijk : "Characterboek, de handt van eenen dooden dief, cruyden van Medea, 't soch van dry jonge vrouwen, Canidianis haer, weerwolfsche clouwen, Cerberus speecksel" en zoo voort -- te lang om te melden.

Hierop krijgt het publiek een aardige lach-gelegenheid om de gekke manier, waarop Claes de tooverspreuken van Meester Steven verkeerd nazegt -- en als dan de zoo-gezeide duivel met Griet verschijnt, klopt Claes hem flink op het lijf met het gevolg, dat zijn masker afvalt en onze 17e eeuwsche "cocu" zijn oolijken mededinger herkent. En dat verhoogt natuurlijk nog zijn lust tot slaan en schelden, welke bewerking hij ook in ruime mate over zijn felle Griet uitbreidt. Nadat de bedrieger aldus opnieuw bedrogen is, zegt Meester Steven ons de "conclusie" die luidt :

"Ghy, edel heeren hier, al is 't spel slecht versient, Denckt dat de liefd' is meer dan alle onze listen. Willet in danck ontfaen van ons, u Peoenisten."

en, ter gelegenheid dezer tweede vertooning, heeft nu de acteur daar bijgevoegd :

"en oock van ons, u Noordsteristen."

De enscèneering was beeldig. Gespeeld werd voor een rijkgeplooid bleekgroen gordijn, dat tweemaal even werd opengeschoven, eerst voor de bedscène, waar wij slechts een hoek van het bed te zien krijgen, daarop felle Griet naast Claes, zoo schoon verlicht, dat het er uitzag als een tafereel van Rembrandt -- en dan nog voor de bezweringsscène. Meester Steven wordt ons getoond staande in een geheel zwarte omlijsting; vóór hem gloeit op een tafeltje een phosphoresceerende doodskop; dit tooneeltje scheen zoo waar overgenomen uit Johan De Meester's enscèneering van De nacht (Unger) en dit verwonderde ons niet, daar juist de heele vertooning geleid werd door Karel De Heyder, die een der knapste spelers van het "Vlaamsche Volkstooneel" is. Ook de kostuums waren pittoresk en de verzen werden met fel geprononceerd rhythme gezeid. Een effenaf puike vertolking.

4.1.25.

Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Michiel De Swaen :"D... 1925-02-21
    (date-year) 1925 • Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • De nacht • (author) Willem Putman
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: August Strindberg : ... 1925-01-03
    (date-month) 1925-01 • Vlaamsch Volkstooneel • meester • Johan De Meester jr. • De nacht • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Wies Moens: Om een nieuw reperto... 1925-01
    (date-year) 1925 • Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • De nacht • (date-month) 1925-01
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Helmuth Unger : "De ... 1924-12-06
    Helmuth Unger • Johan De Meester jr. • De nacht • (author) Willem Putman
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "Hamlet"... 1927-10-10
    Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • meester • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Tchapek : "R.U.R."... 1925-05-12
    Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Calderon's "Schouwto... 1925-05-16
    Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Odilon-Jean Périer ... 1925-02-28
    stukje • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Felix Timmermans en ... 1925-09-27
    Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Michel De Ghelderode... 1925-12-20
    Johan De Meester jr. • Vlaamsch Volkstooneel • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman