Gent, 19 November.
Op hare literaire omreis door Vlaanderen heeft mevrouw Top van Rhijn-Naeff gisteren Gent aangedaan. Uitgenoodigd door het comité van professoren dat, onder voorzitterschap van Prof. J. Vercoullie, het "Hooger Onderwijs voor het Volk" bestuurt en reeds meer dan één Hollandsch geleerde naar Gent heeft gelokt, is zij opgetreden in de aula van de universiteit, voor het zeer talrijke, zeer geestdriftige, en nochtans eerbiedig-ingetogen publiek, dat iedere week naar aanleiding van dergelijke lezingen de groote, ronde, plechtige zaal pleegt te vullen met heel wat meer volk dan aardgelijke Fransche avonden dat gewoonlijk doen: dames en heeren studenten - dezen vooral in grooten getale -, jongens en meisjes uit de kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen, leerkrachten der lagere en middelbare scholen, en nog allerlei andere personen, te beginnen met priesters om te eindigen met brievenbestellers, die allen samen getuigen, dat meer dan ooit te voren het geestelijke leven in de hoofdstad van Vlaanderen intens bloeiend is.
Top Naeff te Gent: ik stel mij voor, dat het bij haar wel eenige herinneringen zal hebben gewekt, en van de oudste uit haar literaire loopbaan. Is het niet te Gent dat haar naam in Vlaanderen voor het eerst weerklonk, en een schoonen weerklank vond? Hoelang het al geleden is, zal ik niet verklappen. Maar steller dezer lijnen weet nog heel goed, hoe Aan Flarden van een nog heel jong meisje uit Dordrecht, en van diezelfde jonge dame de Genadeslag in den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg te Gent, met mevrouw Dons-Albregt en den heer Arie van den Heuvel een bijval genoten die te grooter werd, toen men vernam, dat deze beschaafde tooneelwerken uit de pen kwamen van iemand, die het twintigste jaar nauwelijks had bereikt. Het was voor haar een zeer groot succes, zoodat haar naam in deze stad nooit zijn schoonen klank heeft verloren. Het bracht meê, dat hare meisjesboeken Schoolidyllen, Tweelingen, en later't Veulen en In de dop gemakkelijker ingang en gretigen bijval oogstten bij onze vrouwelijke schooljeugd, - zij die de toekomst zou voorbereiden, beter en meer dan wie ook.
Geen wonder dan ook dat mevrouw Top van Rhijn-Naeff, toen zij onder de eerste der Hollandsche jongeren was om de "Groot-Nederlandsche Congresseri" bij te wonen te Gent, te Brussel, te Antwerpen, van die jongeren te Vlaanderen, éen der bekendste en zeker de populairste bleek te zijn. Toen de "Vereeniging van Nederlandsche Letterkundigen" tusschen schrijvers van Noord en Zuid nauwere toenadering bracht, en wij intusschen hare rijpere romans hadden gelezen, rees onder ons de faam en de bewondering voor de vrouw, die van de Vereeniging eene verschijning vol gratie was. Er werd meer en meer in dit land van mevrouw Top van Rhijn-Naeff gesproken. En er waren Gentenaars, die er fier om waren, haar voor Vlaanderen zoo goed als ontdekt te hebben (al zou zij ook zonder hen haar weg wel hebben gevonden).
Gisterenavond was Top Naeff weer in Gent. Dezen, die haar in de jaren 1890 persoonlijk mochten leeren kennen, heeft zij eene illusie vol vreugde bezorgd, en iets als eene geruststelling: zij zelf is zoo weinig verouderd, dat wij nu gaan hopen zijn eveneens jong te zijn gebleven. Aan de jongere en jongste generaties, die haar gisteren voor het eerst hebben gezien, heeft zij eene schoone les gegeven; zij heeft hun juist het geheim der blijvende jeugd geopenbaard.
Na eene inleiding, die zij eene "oratio pro domo" noemde, en waarin zij eenvoudig bewees, dat tegen alle gewichtigheid, tegen alle intellectualistische vooropgezetheid in, geen goed literair kunstwerk ontstaat dan uit het eigen levend-warme hart van den schrijver - en men smale nu ook maar om "individualisme"! - heeft mevrouw Top Naeff ons uit eigen werk voorgelezen en voorgedragen: een innig verhaal dat "Romance" heet, eenige zuiver-gevoelige verzen, een fijne kinderscène uit den schoonen roman Voor de Poort; en dan schetsen waarin hare eigen, innemende humor uitblonk; met als besluit de welbekende Tante-van-Charley-geschiedenis; een lang programma, dat stijgende belangstelling wekte en dat bewuste les inhield: onze jeugd hangt af van onze oprechtheid en van de liefde waarop wij de wereld ontvangen. Laat het hart uw leven blijven: het is op zijn minst uw brein waard.
Dat heeft het jeugdige publiek van gisteravond mitsgaders priesters en brievenbestellers, begrepen. En zelfs de hooggeleerde professoren hebben het blijkbaar begrepen, want in den grond zijn zij toch ook maar menschen.
En het verklaart den zeer grooten bijval, dien mevrouw Top van Rhijn-Naeff weer eens te Gent ingeoogst heeft.
N.R.C., 27 November 1926.