Het realistisch tooneel: En het sprookje

Willem Putman, 1938-11-30


Source

Willem Putman, Tooneeldagboek (1928-1938). Antwerpen: Globus-uitgaven, 1938, pp. 148-152.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Henri Ghéon : "Duim... 1925-01-27
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het motief der passi... 1938-11-30
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsche Volkst... 1938-11-30
  4. ◼◻◻◻◻ H.: Radijs... 1935-03-01
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Na "Tooneelgroei"... 1938-11-30

EN HET SPROOKJE.

Ik had er wel graag een heel hoofdstuk aan gewijd -- maar ik moet mij beperken, en de lezer zal hier overigens in vele dezer hoofdstukken behandeling vinden van stukken en spelen, die dicht bij het sprookje staan.

Het is veeleer voor het sprookje als «kindertooneel» dat ik hier aandacht vragen wil -- het sprookje -- van kinderen, en het sprookje voor kinderen. En op dit gebied is het waarlijk belangrijk en literair beteekenis hebbend repertorium eerder beperkt.

Laten we terloops gewagen van de lofwaardige pogingen van Aimé DE CORT, Mevr. VERSELE, Joris DEWAELE, en anderen, die kindertooneel hebben geschreven en gepropageerd, maar dan eerder met opvoedkundige intentie's, meen ik. Hun stukjes hebben meestal een boeiend en aardig onderwerp ; veelal klinkt de taal nog wat stroef, te naief of niet naief genoeg...

GHEON heeft ons op dat gebied met een paar lieve geschenkjes verrijkt, «DUIMPJE» en «DE SCHOONE SLAAPSTER», fijn werk, zeer kleurig, en spiritueel genoeg om ook den meer bejaarden toeschouwer te boeien. Want dit lijkt mij het groote probleem: kindertooneel moet ook het «groote volkje» interesseeren. Van zelf sprekend ligt de weg hierheen langs het sprookje. En de rijkste les op dat gebied heeft Walt Disney ons gegeven in zijn verbluffend mirakel, de film «Sneeuwwitje».

Ik mocht ook een paar Fransche pogingen in dien zin bijwonen, nl. «POLICHINELLE», een poëtisch hooggestemd werkje van Dr. R. GRAULICH, waarin we op pittoreske wijze allerlei speelgoed zien levend worden, wat een handig en fantazie-rijk regisseur natuurlijk verwerken kan tot een reeks prettige beeldekens. Uit het tooneelseizoen 1935 te Brussel onthoud ik verder nog die vroolijke parodie op oorlog en revolutie, die Horace VAN OFFEL plaatst in de wereld der eekhoorntjes, en die hij «MOUSTACHE, ROI DES ECU-REUILS» heeft gedoopt. Een zwierig ding, maar al een beetje zeer «theater», te voortreffelijk en op een paar schattige uitzonderingen na te groote-mensch-achtig...

In het Vlaamsche sprookjestooneel is een bijzondere plaats ingenomen door JEF MENNEKENS, bij wiens werk ik hier even wil halt houden. Mennekens is een tooneeldichter, die ook nog wat anders dan sprookjes heeft bewerkt. Ik denk aan zijn stemmige eenakters, «Fata Morgana», aan zijn actueel drama «Storm». Toch is het een feit : wie Mennekens denkt, denkt aan het sprookje. Hij heeft het sprookje verwerkt in alle toonaarden. «HEIME» bijv. is alles behalve een spel voor kinderen, maar een zwaartillend romantisch gebeuren, waarover de schaduw van «Starkadd» schijnt te zweven. En «HET RAADSEL» is de romantische uitwerking van een bekend liefdemotief, dat voorheen reeds een Puccini heeft bekoord.

Het liefst zijn mij die argelooze dingetjes in den aard van «Ganzonetta» en «Mariolijn», waar Mennekens een frischheid aan den dag legt, die er ons toe noopt te verklaren dat hij nog steeds de jongste is onder ons allen. Men merkt dat hij zich waarlijk amuseert in die wereld van prinsen en prinsessen, van lakeien en hofnarren. Als een verliefde jongeling kan hij nog praten over vlinders en bloemen, en kussen en maneschijn. Wij staan ontwapend voor dit lieftallig en achteloos gespeel. De banaliteit van sommige verzen hindert ons nauwelijks, omdat er tevens iets kinderlijks aanwezig is in heel dit gefantazeer. En zoo blauw is de hemel in deze sprookjesspelen, zoo aandoenlijk blozen de wangen en krullen de haren der prinsessen, zoo ver staan we hier van leven en dramatiek, dat wij ook in deze wereld van schijn een zeker behagen gaan vinden en opnieuw als gezeten zijn op de schoolbanken, met ontroering luisterende naar den schoolmeester, die dichter is op zijn manier, en het gemoed van het kind kent (ook van dat groote kind : het publiek), en ons onze begeerten weet voor te tooveren in een verleidelijken en bonten tooi.

In «MARIOLIJN» is een luchtige dartelheid zoo mild uitgespreid dat men denken gaat aan improvisatie. Op de beste momenten hangt er zooiets als de schaduw van Goldoni over het tooneel. We denken aan Musset, aan Marivaux, aan al degenen, die uit de werkelijkheid in den droom zijn gevlucht, en in hun spelen iets vermochten op te vangen van de zachte bekoring, die elk kinderhart heeft gekend : de oprechtheid en onbevangenheid van alle gevoelens, de verrukking voor het leven dat men ontdekt in de gouden bladzijden van het sprookjesboek...

Specifiek kindertooneel, en dan ook als dusdanig bedoeld, kregen we van Anton VAN DE VELDE. Hij is zelfs daarheen «gevlucht» in deze periode van windstilte. Een vernuftige en bekorende vlucht, die het kind en ons zelf heel wat verrijking heeft geschonken. Maar Van de Velde heeft er geen oogenblik zijn eigen stijl bij verloochend.

Het meest typisch voorbeeld is allicht «RADESKE», een jongensspel, dat zich beweegt op een schilderachtig plan, en waarvan de fantazie hoofdzakelijk cerebraal is getint, zoodat men betwijfelen kan of een jongenspubliek den auteur in deze vlucht wel zal vermogen te volgen.

Een aantal momenten van het stuk doen ons denken aan de gewaagdste vondsten van Renaat Verheyen ; als bijvoorbeeld de draak «Oekselfoetsel» opkomt, steekt er een stoof buis uit zijn romp en een bordje meldt: «Kamers te huren !> Hierbij het rhythme van Van de Velde, zijn zeer speciale kwinkslagen en woordspelingen, die niet altijd even gelukkig zijn, maar die dan toch aan zijn tooneelwerk een eigenaardig brio geven, in den trant van Rostand, dat weinig Vlamingen evenaren zullen. Voorbeelden ? Er is sprake van «sla». Onmiddellijk roept Kwik, de papegaai :

«Sla ? Sla met kip ! Met Kongolese kip ! Fijn, Bon!»

Verder als gemeld wordt, dat het prinsesje Candide de Candy heet, kwaakt Kwik :

«Kandit, Kandot. Kandoria !»

In hoeverre zijn deze uitlatingen geestig ? In welke mate zullen ze worden gewaardeerd door kleine en groote hoorders ? Op elke bladzijde vindt men ze, talrijk en overvloedig. Ik ontsnap niet aan het gevoel, dat hier te veel van het goede aanwezig is, maar het is mogelijk, dat een vertooning dit gevaar verwint, als ze dan maar sprankelend is, vol jachtige zenuwachtigheid, als een geratel dat in tempo en visueele voorstelling niet onderdoet voor het geklabetter van den tekst, die ontegensprekelijk nauwelijks leesbaar kan genoemd worden. Het spel is ten andere uitsluitend met het oog op voorstelling geschreven. Van de Velde wil de kinderen hoofdzakelijk boeien door opeenvolgende beelden (Radeske is een kinderheld, die den traditioneelen waagtocht onderneemt om de prinses te redden en den draak te dooden) en de tekst blijkt meer waarde te hebben door rhythme en klank dan door inhoud. Er is een tooneel in het paleis van den vizier Blik Bar Aboem ; er is een tooneel in de krocht van de tooverheks Tralatra ; ook het gevecht met den draak wordt ten slotte in beeld gebracht. En om de overwinning te vieren zingen ten slotte de schoolkinderen van Stamboul :

sê noevo la fêêt du gran-vizier ee sa fê turkie toezjoer plêzier...

Meer omvang nog en een dieperen zin heeft het spel «RADIJS EN BOT OP STERREVAART». Dat begint in den hemel, waar Radijs en Bot zijn aangeland, en waar zij de zaligheid een beetje... vervelend vinden. Gelukkig krijgen ze van Sint Pieter een opdracht, die hen toelaat een reisje op den aardbol te ondernemen. Het zijn hunne gevaarten, die Van de Velde beschrijven zal. En begrijpelijker wijze, gaat hij in dit verhaal allerlei symbolische bestanddeelen mengen. Hij toont ons Herodes, die in zijn moderne gedaante uitbater van wapenfabrieken is geworden, en het volk onder de knoet houdt. In twee aangrijpende beelden, dat van de wroetende fabriekslaven en dat van de argelooze herders, is dit volk ons getoond. In de fabriek klinken fel gerhythmeerde spreekkoren. Maar onder de herders is er een teeder godsverlangen, dat beeft in simpele volksche zinnen. Laat ik met één zin er uit deze beschouwingen over kindertooneel besluiten :

«'n mensch z'n hart is gelijk 'n ajuin, 't moet van tijd tot tijd afgepeld... en dan komen de tranen als paternosterbollen...»


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Henri Ghéon : "Duim... 1925-01-27
    Duimpje • (author) Willem Putman • Henri Ghéon • sprookje
  2. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het motief der passi... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • Henri Ghéon • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  3. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsche Volkst... 1938-11-30
    Anton Van de Velde • Renaat Verheyen • Edmond Rostand • velde • (date-month) 1938-11 • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ H.: Radijs... 1935-03-01
    Anton Van de Velde • Radijs en bot op sterrevaart • velde
  5. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Na "Tooneelgroei"... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: "De Knecht van twee ... 1938-11
    Renaat Verheyen • (date-month) 1938-11 • Carlo Goldoni • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Modernistische exper... 1938-11-30
    Renaat Verheyen • (date-month) 1938-11 • Anton Van de Velde • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Beatrijs te Knokke-Z... 1938-11
    (date-month) 1938-11 • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het realistisch Toon... 1938-11-30
    (date-month) 1938-11 • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman
  10. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsch Nationa... 1938-11-30
    Renaat Verheyen • (date-month) 1938-11 • Anton Van de Velde • (date-year) 1938 • (author) Willem Putman