Pieter Langendijk: "Het Wederzijds Huwelijks Bedrog"
Lode Monteyne, 1926
Source
Lode Monteyne, Kritische Bijdragen over Tooneel. Antwerpen: Ruquoy, Delagarde en Van Uffelen, 1926, pp. 235-240.
Items that may be related to this text • More...
- ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: P.C. Hooft: Hooft's ... 1926
- ◼◻◻◻◻ Anon.: "Het Wederzijds Huwe... 1930-01-25
- ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
- ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Der... 1926
- ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
HET WEDERZIJDS HUWELIJKS BEDROG
Over «Voorberichten» werd al veel kwaad verteld. Het lezen ervan gaat door voor erg vervelend ! En toch, waar het geldt de intenties van een auteur te doorgronden biedt die dorre lectuur toch voordeelen.
In zijn inleiding tot « Het Wederzijds Huwelijks Bedrog » jammert de auteur -- we schreven haast: jammert noodzakelijkerwijze -- over het verval van de tooneel-dichtkunst in de Nederlanden en zijn stuk schrijvend was het hem blijkbaar te doen om een loffelijke poging te wagen ten einde in dezen benarden, ja, hachelijken toestand, een gunstige wijziging te brengen ! Bovendien had hij een moraliseerend doel. Gelukkig had de man ook zin voor tooneel, literairen smaak en een wel niet ongemeen maar toch dieper dan de oppervlakte doordringend observatievermogen. Wie een opvoering van « Het Wederzijds Huwelijks Bedrog» bijwoonde zal het hieromtrent met ons eens zijn: dat de schrijver absoluut moraliseeren wil, valt niet op ! Maar in zijn voorrede komt hij er uitdrukkelijk en met een zekere klem voor uit: het blijspel moet, naar zijn opvatting, bijdragen tot verbetering der maatschappij, die van heur gebreken moet bewust worden ! Men overwege maar het volgende :
« Bovenal schijnt het blijspel den geest te geven, verdrukt door een menigte historiespelen, meinig dienende tot verbetering der zeden, 't welk de grootste eigenschap is, die het tooneel luister bijzet. Hoe weinig dichters trachten het voetspoor van de voortreffelijke mannen na te volgen, die de gierigaards, verwaanden, zotte doktooren, beurs-schrapende advokaten, jaloersche knorrepotten, schijnheilige bedriegers, losse minnaars en minnaressen, koppige dwarsdrijfsters, zwetsende pofhanzen, doorslepen vleiers, domme boeren, geestige knechts, nijdige huurlieden, razende geleerden, malle poëten, en meer andere eigenschappen, zoo levendig ten tooneele gevoerd hebben, dat hun naam lang door de nakomelingen zal genoemd worden ! »
Nietwaar?... De lezing van een voorbericht kan al eens interessant wezen.
* * *
Was het niet
« Je prends mon bien où je Ie trouve » ?
Onze zeventiende- en achttiende-eeuwsche Nederlandsche auteurs huldigden dezelfde meening.
Zou men aan « Het Wederzijds Huwelijks Bedrog » niet als ondertitel kunnen geven : « Vermakelijke Vrijagie van den kalen Utrechtschen edelman en de niet-hebbende kale Utrechtsche juffer » ?
In zijn voorrede tot de eerste uitgave heeft de auteur zijn intenties duidelijk omschreven: « Ziehier mijn derde tooneelspel in het licht, behelzende een stoffe, die volgens mijn oordeel niet onbehaaglijk op het Nederlandsch tooneel zal wezen : want wij beschimpen gebreken in dit spel, die van openhartige Hollanders altijd verfoeid zijn, namelijk: de verwaandheid; hoovaardij, en 't bedrog, die in dezen lande, naar het schijnt door de vreemdelingen gebracht zijn. (Dacht
En zoo is meteen de inhoud van deze vijf bedrijven gekarakteriseerd. « Het Wederzijds Huwelijks Bedrog » brengt geen uitgediepte analyse van zielen met elkaar in strijd, geen beeld van een zich ontwikkelend psychisch proces of van een wijziging in toestanden of karakters. Lodewijk is een kale jonker. Charlotte een even povere adellijke jonkvrouw. Door schijn houden beiden hun stand op. Al hun weeldevertoon is bedrog. Zij willen elkaar vangen, wijl ze beiden in den waan verkeeren aan mekaar een schitterende partij te doen, waardoor hun vervaald familiewapen weer nieuwen glans zal verkrijgen Tot allerlei middelen nemen ze hun toevlucht: Lodewijk dost zijn fielterigen knecht Jan uit als een baron, laat zich vergezellen door lakeien, verliest brieven waarin sprake is van wissels voor aanzienlijke bedragen en leeft intusschen van bedrieglijk getuisch. Charlotte's kamenier geeft hoog op over den welstand harer meesteres. De lakeien van de jonkvrouw worden, wanneer de jonker op bezoek komt, vermomd. De eerste stelt dan een pachter voor, die rinkelend goud komt brengen en de tweede speelt voor juwelier, welke kostbare sieradiën aanbiedt. Zoo wordt Lodewijk gevangen. Hij zal Charlotte schaken ! Haar moeder wil het zoo om daarna geen bruidschat te moeten betalen. Tot de komst van Karel, Charlotte's broer, al dien zwendel aan het licht brengt. Ook hij is net zoo zondig als de overigen, vermits hij zijn vrouw beloog, toen hij, om heur te krijgen, over de schatten zijner moeder sprak... Maar Lodewijk blijkt ten slotte een braaf man. Hij zal Charlotte, die hem bemint, huwen.
Van af de eerste tooneelen van het stuk tot aan het slot van het laatste bedrijf, blijven al die menschen zichzelf gelijk. Persoonlijkheden zijn het niet, wel -- doch slechts tot op een zekere hoogte -- typen... we schreven haast: verpersoonlijkingen. Zij belichamen één karaktertrek: bedrieglijke praalzucht, den wil om te schijnen wat ze niet zijn met het doel de fortuin te dwingen. Ze streven met bewustheid naar dit doel. Ze pofhanzen met een zeker cynisme, dat alleen in het vijfde bedrijf gelinderd wordt, wijl hun liefde -- een wel conventioneele liefde -- het wint op hun jachten naar goud ! Deze eigenaardige zucht heeft
Wat méér dan een belichaming van de hoovaardije en de pronkzucht lijkt ons Jan, de knecht van den jonker: een leuke, grappige kerel, een volksche snaak met humoristischen aanleg, die, ondanks zijn berooidheid, sympathie wekt, misschien juist wijl de schrijver van hem een zoo allemachtig plezierig gekleurd beeld ontwierp ! Vooral de neventafereelen geven reliëf aan de intrige. Zóó het optreden van den gewaanden pachter en den gefingeerden juwelier, de vrijagie van den voor baron spelenden Jan met Klaartje, die ten slotte ook al snoeven gaat op heur adellijke afkomst, en het kostelijke tooneel tusschen Charlotte en winkelier met kleermaker, die hun stoute schoenen aantrokken om hun rekening te komen innen in tegenwoordigheid van Lodewijk. Deze tafereeltjes werpen een schel licht op het gebrek, waarmee de hoofdpersonages van het stuk behept zijn. Ze laten den schrijver toe de verschillende leugenachtige gedaanten te toonen, waarin de hoovaardij en de zucht naar pralerig vertoon, zich hullen om de argeloozen te bedriegen. Wanneer we ons nu afvragen hoe
En die ontmaskering geschiedde door
Items that may be related to this text
- ◼◼◼◻◻ Lode Monteyne: P.C. Hooft: Hooft's ... 1926
Aulularia • (author) Lode Monteyne • B. • M. • Pieter Langendijk • Titus Maccius Plautus • Spaanschen Brabander • (date-month) 1926-00 • warenar • P.C. Hooft • Warenar • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Anon.: "Het Wederzijds Huwe... 1930-01-25
huwelijks bedrog • Pieter Langendijk • Het wederzijds huwelijks bedrog • wederzijds huwelijks - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
(author) Lode Monteyne • M. • auteur • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "Der... 1926
(author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Ernest W. Schmidt: "... 1926
(author) Lode Monteyne • M. • auteur • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Anton van de Velde: ... 1926
(author) Lode Monteyne • M. • auteur • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: J. v.d. Vondel: "De ... 1926
(author) Lode Monteyne • P.C. Hooft • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "Nuanc... 1926
(author) Lode Monteyne • auteur • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Herman Teirlinck: "D... 1926
(date-month) 1926-00 • (author) Lode Monteyne • auteur • licht • (date-year) 1926 - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Gaston Martens: "De ... 1926
(author) Lode Monteyne • (date-month) 1926-00 • (date-year) 1926