Max Deauville : "Rien qu'un homme". Herwarth Walden : "Foi" (Glaube)
Willem Putman, 1925-11-07
Source
Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 185-190.
Items that may be related to this text • More...
- ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Luc Hommel : "L'amou... 1925-01-09
- ◼◻◻◻◻ Willem Putman: René Benjamin : "Le... 1925
- ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Marcel Achard : "Mal... 1925-11-07
- ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Stève Passeur : "Un... 1925-12-05
- ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gustave Van Zype : "... 1925-10-24
De première van een nieuw Belgisch stuk, en de eerste opvoering in België van een eenakter van den Duitschen expressionist
"Rien qu'un homme" is geen meesterstuk, verre zij van daar. Dat het echter iets meer verdient dan een misprijzend schouderophalen hoop ik uit de na te volgen beknopte samenvatting te laten blijken. Het is de gechiedenis van een man die liefhad, bedrogen werd, doodde en wordt gedood. Wij volgen dit verloop langs zeven tafereelen en de auteur -- zooals meer bij zulken tooneelbouw het geval is -- brengt ons vaak naast de lijn van het onderwerp, waar hij dan telkens een pittoreske afwijking zoekt om er bij stil te staan. Is dat een fout ? In elk geval ging in het hier besproken stuk de compositie ten slotte gelijken op een reeks anecdoten, waarvan het onderling verband niet altijd zeer stevig en zelfs niet altijd zeer duidelijk was. Ik wil die zeven tafereeltjes vertellen en onderwijl vooral belang geven aan de merkwaardige regie en mise en scène, waaraan trouwens geheel het succes dezer vertooning dient vastgeknoopt.
1.
Gevangenis. Traliën scheiden tooneel van publiek; op het fonddoek eene met krijt geteekende naakte vrouw, reden van alle misdrijven, oorzaak van alle ellende. De zijwanden zijn, het heele stuk door trouwens, donkere gordijnen. De man zit te midden van het tooneel; hij draagt een wit linnen kostuum waarop in groote cijfers een nummer staat. Zijn gelaat is verborgen achter een masker der onverschilligheid. Komt binnen de cipier, dragende in zijn hand twee groote sleutels, en den gevangene in vriendelijke bewoordingen het masker aanbiedende van het berouw -- omdat, zegt hij, zooiets altijd een goeden indruk maakt. De man in het gevang weigert echter dit masker en behoudt zijn onverschillige trekken. Hij zal den cipier vertellen waarom. Beiden nemen ze plaats op een houten blok en beginnen een kaartspelletje. De gevangene vertelt.
2.
Wat hij vertelt. Wij zien den man in de eenzaamheid van zijn armoedig huisje; door het venster van buiten gloort vredige rust binnen; een ster staat stil boven de wereld; het is een soort kerstnacht. De man ondergaat geduldig zijne verlatenheid. Een kwaadaardige buurvrouw komt hem treiterig vertellen dat zijn vrouw hem bedriegt. Hij jaagt ze, beleedigd, buiten en geeft troost aan een verlaten kindje dat komt aanbellen.
3.
Herberg. Karnaval. Een dronkaard valt binnen en praat er op los, geestige monoloog, met den baas der kroeg die mede met de toonbank op het achterdoek is geschilderd en natuurlijk steeds het antwoord schuldig blijft. In een hoekje zit "de man", met gebogen hoofd, en wacht. Ineens stoeit een karnavalstoet om het kroegje en de vrouw van "den man". Cérisette valt binnen met haar minnaar, die hier Escamillo heet. De dronkaard noemt dan plagend den man : "Don José". Deze schiet onmiddellijk recht, alsof hem nu eerst zijn roeping is klaar geworden, en ploft een dolk in den buik van Escamillo. De vrouw loopt weg; hij snelt ze met opgeheven dolk achterna; nog hooren wij een vreeseiijken schreeuw. De dronkaard struikelt over het gevallen lijk en merkt eerst nu, aan een streep purper, dat Escamillo "grand-cordon" is van de "légion d'honneur".
4.
Komt nu een scène die zeker tot het eigenaardigste behoort van wat hier als avant-garde tooneel vertoond werd.
Gerechtszaal. Het masker dragende der onverschilligheid zit "de man" te midden van het tooneel. Boven hem staat een open ladder; op de treden links troont het hoogst de voorzitter der rechtbank, onder hem de griffier; op de treden rechts wandelt de advokaat op en af. Het is tusschen deze drie menschen een schreeuwpartij zonder weerga, waarbij de man onder de ladder niet verroert. Elke sententia van den voorzitter wordt onderlijnd door een daverenden trombaalslag. Ook de gendarm trippelt op een zeker oogenblik binnen, gezeten op een kartonnen paardje. Onder tromgeroffel wordt "de man" veroordeeld ten dood. Bij dit tafereel stelt de achtergrond een grooten gekruisten Christus voor, geschilderd op een bloedrood doek. Dit heele tafereel was een merkwaardige vondst, bijtend, sarcastisch, vreeselijk, geestig, indrukwekkend, een éénig tooneel, waarvan echter het succès grootendeels den regisseur toekomt, ook al is de tekst hier zeer aardig, origineel, tintelend van rake zetten.
5.
De auteur brengt ons dan in het huisgezin van den veroordeelde; de zuster van "den man" zit naast een mannequin, dat op het doek is geschilderd, en naait. Zij is zonder medelijden voor haar broer; elk harer woorden is als een speldenprik. De vader komt binnen; hij draagt een reusachtig masker. Hij gaat zitten en leest zijn krant. Hij weet nog niets van de veroordeeling, en niemand durft het hem zeggen. Ineens vindt hij de mare in het dagblad, springt recht, gooit het masker zijner deftigheid af, is vol ontsteltenis. Alleen de moeder schreit ingetogen.
6.
De weg. Het is een rozig lint dat wegkrinkelt in den achtergrond. Als een stukje speelgoed ligt een dorpje er langs.
De moeder komt op en wil naar Parijs, waar haar jongen zal gehalsrecht worden -- maar Parijs is ver; zij ontmoet een groentenverkooper, die zich aan het geval interesseert, omdat hij op die wijze misschien ook wel eens een halsrechting zal kunnen bijwonen. Voor die dingen moet je altijd een kaart van journalist hebben, zegt-ie. Maar als de moeder er in toestemt zal hij, de nieuwsgierige, zeggen dat hij de vader is -- en op die wijze vermoedelijk toegang krijgen en zien.
7.
In het laatste tafereel hangt opnieuw tegen rooden achtergrond een zwarte Christus aan een kruis. De priester wandelt daar vreedzaam rond. De moeder en de nieuwsgierige provinciaal komen op; wij hooren het lawaai der timmerlieden die de galg oprichten. Ineens breekt een schreeuw door de ruimte. De groentenverkooper schreeuwt "Assasin!" De moeder zakt ineen. En op het fond-doek, onderaan den gekruisten Christus, verschijnen dreigende menschenklauwen. Doek.
Laat ik eerst onvoorwaardelijk hulde brengen aan de regie van den heer
Een andere vraag luidt : welke de beteekenis is van dat kruisbeeld ? Wil men vergelijken ? Wil
"Foi", de eenakter van
Wat
Items that may be related to this text
- ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Luc Hommel : "L'amou... 1925-01-09
vrouw • Rien qu'un homme • geval • Raymond Rouleau • quun homme • rien quun • Max Deauville • (author) Willem Putman • (date-year) 1925 • man - ◼◻◻◻◻ Willem Putman: René Benjamin : "Le... 1925
Raymond Bernand • (date-year) 1925 • Les plaisirs du hasard • (author) Willem Putman - ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Marcel Achard : "Mal... 1925-11-07
vrouw • (date-year) 1925 • (date-month) 1925-11 • (author) Willem Putman - ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Stève Passeur : "Un... 1925-12-05
(author) Willem Putman • (date-year) 1925 • man - ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Gustave Van Zype : "... 1925-10-24
(date-year) 1925 • auteur • (author) Willem Putman - ◼◻◻◻◻ Karel Van de Woestijne: EEN TWEEDE TOONEEL-T... 1925-10
rien quun • (date-year) 1925 • René Magritte • quun homme - ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Georges Rency : "La ... 1925-07-28
moeder • (date-year) 1925 • (author) Willem Putman - ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Cyriel Verschaeve: "... 1928
wijze • vrouw • auteur • man - ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Odilon-Jean Périer ... 1925-02-28
(date-year) 1925 • auteur • (author) Willem Putman - ◼◻◻◻◻ F. Gerebern: Christus' Paladijn... 1935-02-20
tafereel • recht • christus