Anton Van de Velde : "Tijl" in het Trocadero-paleis, Brussel

Willem Putman, 1926-02-09


Source

Willem Putman, Tooneel-groei (1921-1926): Indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land. Brugge: Excelsior, 1927, pp. 56-71.


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Anton van de Velde: ... 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Piet Langendijk : "D... 1926-07-15
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Nawoord... 1927-09-21
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsche Volkst... 1938-11-30
  5. ◼◻◻◻◻ Brunclair: De twee volkstooneel... 1930-01

Anton Van de Velde : "Tijl" in het Trocadero-paleis, Brussel.

I.

Deze Tijl is niet, waar vermoed werd, een dramatizeering van de Uilespiegel-legende in den zin van Paul De Mont's tooneelverwerking van het dierenepos Reinaert de Vos. Tijl is een geheel nieuwe conceptie. Zelfs de hoofdpersonen zijn niet heelemaal dezelfde helden, zooals wij ze kennen uit de legende en uit de vele adaptatie's der legende. Zij worden ons in Van de Velde's werk voorgesteld als symbolen, als de beelden die deze populaire helden thans voor het Vlaamsche volk geworden zijn, en gezet in den kring van de legendarische personages uit andere geschiedenissen, de Vliegende Hollander, Ahasveer, Don Quichotte, Robinson Crusoë, Ali Baba, die allemaal meespelen als levend geworden standbeelden in dit schoon fantastisch spel. Tijl en Lamme en Brabo zijn in dit stuk zeer ernstig en daarvan vinden wij trouwens alreeds een motiveering in het eerste bedrijf. Sinds eeuwen leven onze drie helden op een verlaten eiland, ver van het land hunner vroolijke avonturen, en eenzaamheid gaf hun weemoed en lust tot mediteeren -- tot ineens het verlangen naar de "Heimat" opnieuw in hen wakker is geworden. Zij hebben een galjoen opgetimmerd en Tijl doopte het : "Lioen !"

Klieven zal hij, Lioen, de zee door, en

scheren als meeuwen het water over,

sterk als 't geloof van m'n eenige liefde,

taai als de pezen van een Lioen...

Hard zal hij varen en reuzig breken

stremmende baren! In wilden ren,

driftig en fel, moet z'n kiel zich snijden

schichtend 'n voor door den oceaan !

Vrij zijn Lioen ! En uw vrije vane

wapperen laten in zotten wind.

Dit vertelt Tijl aan Brabo, den held van Antwerpen, die van Tijl en Lamme de mede-banneling is. Als een extatische dweper zingt Tijl zijn heimwee .

God,

het land van begeerte heeft me gewenkt.

wijl Lamme, in stille peis, droomt van Belleke,

de kriekende pronte meid,

Daar, op den oever, daar liep ze, peinzend...

Goud scheen heur haar, en ze droeg 'n ster

In elk van heur oogen......

En wij vernemen, op welke wijze zij indertijd -- "Is 't een eeuw geleden of duizend jaar ?" -- Vlaanderen verlaten hebben. Een vent "met roode-lintjes-knoops-gat" zei, dat hun huis thans hem toebehoorde, Het uithangbord "In den Vroeden Uil" moest herschilderd en werd "Chez Chanteclair". Belle, het lief van Lamme, trok er uit met een lakei,

die witgekoust en met goud belegd

sinds weken haar jeugd en haar schoon geloof

zoo voos had gemaakt dat ze willoos werd

en meeging.

en Nele, Tijl's vrouw, werd meid. "Vlaanderen werd als 'n bollewinkel".

In een vizioen ziet de slapende Tijl de groote figuren van de wereldlegenden rondom zich verschijnen : den vliegenden Hollander, Ahasveer en Don Quichotte. Alle drie wijzen ironisch op het nuttelooze van alle begeeren en voorspellen den idealist "den storm van de wanhoop". Te midden van hen verschijnt echter, in den glans der maan, het ideaal, de vrouw, "Nele-Assepoes" en haar stem roept met groote innigheid : "Tijl !" Don Quichotte stelt galant zijn speer tot haar dienst, maar Asschepoes zingt "con amore", als een andere Solveig, de hymne van haar wachten. Als Tijl nog twijfelt, klinkt haar bede met meer nadruk :

Tijl !...... Ik wacht u... Kom !

Vlaanderens oever draagt het spoor

van m'n eindloozen gang in lange nachten.

Ik wacht u ! Breng me geluk

Dan springt Tijl op in extase. Uit de nis boven de deur van zijn huisje pakt hij den uil vast, en zendt hem naar Vlaanderen met de blijde boodschap : "Tijl is in aantocht", roept zijn makkers op dek van het galjoen, neemt nog, onder zijn schatten, het Onze lieve Vrouwken mee, dat daar staat in een kapelleken onder een boom, en plaatst het op de spits van den boeg -- en de tocht naar Vlaanderen begint.

Het stuk is verdeeld in vier "kapittels", waarvan II en III een soort middenpanneel vormen, omboord door de zijluiken van het verre eiland. In deze twee middenkapittels wordt Tijl's weerkomst in Vlaanderen geschetst. Zij krioelen van pittoreske scenische vondsten. Zij zijn denkelijk het meest gedurfde, het meest vooruit-geschovene van wat op het gebied van modern tooneel in Vlaanderen totnogtoe werd geschreven. In hoeverre zij geslaagd zijn, kan eerst na de vertooning gezeid; diverse invloeden er in te ontdekken, is hier ook niet mijn taak. Ik bedoel slechts het gebeuren verder te verhalen, en wensch alleen nog even nadruk te leggen op wat werkelijk karakteristiek in dit spel is en specifiek eigen aan dezen auteur, van wien wij reeds twee merkwaardige stukken kregen : De zonderlinge gast en Christoffel, namelijk de taal -- en dat is trouwens een waarde, die reeds bij de lezing nagenoeg kan bepaald wofden. Anton Van de Velde heeft zijn kleurigen fel-gerhythmeerden dialoog, waarvan ik u destijds voorbeelden zond na de vertooning van Christoffel, nog versterkt, geconcentreerd, hoekiger gemaakt en het rhythme er van nog meer onderlijnd. Deze overdadige schitterglans, hij moge nu zijn dramatisch oeuvre dienen of schaden, wordt werkelijk de waarde die in dit stuk domineert, en na dit derde tooneelspel mogen we zeggen, dat dit brio, hetwelk wij gaandeweg zagen stijgen, het eigenaardigste is van de "manière" van Van de Velde, en hem bovendien in onze verjongde tooneel-literatuur een eigen plaats geeft. Hij heeft dan ook zijne conceptie van Tijl in den schitterglans gezet van een vonkelenden dialoog. Het is een schilderij met duizenden sterretjes.En de verbluffend-rijke kadans van zijn vers is onderlijnd door onafgebroken plastische vondsten, waarmede hij de beelden van zijn "woord" voortdurend illustreert Hierlangs loopt dan -- als hoorend bij den aard van het werk -- een vlijmende satyre, die niet zoozeer een harde bitterheid is, maar eerder een briljante nijd, de scherts van iemand die met zijn humor alles beheerscht, die ook in de pijnlijkste nederlaag kan victorie kraaien, die het noodlot opzoekt om den lust en het genot er pijlen af te schieten. Er zijn geen Vlamingen, die schrijven met zulke "panache".

Zooals nu de uitwerking is, dewelke Van de Velde geeft aan zijn stuk, dat als conceptie werkelijk een vondst mag genoemd, staat zij heelemaal in het teeken van hooger-genoemde eigenschap. Zij is er door gediend en zij lijdt er onder. Zij lijdt er onder -- omdat dit brio der uitwerking wel vaak de innigheid schaadt van sommige tooneelen, waarin m.i. meer eenvoud en meer "stilte" ook meer ontroering zouden scheppen. Anderzijds wordt deze overdadige opeenstapeling van woorden en beelden te ontcijferen den lezer, en a fortiori den toeschouwer, een moeilijke zaak. De dynamische gang van een dialoog van Kaiser is nooit door troebelheid beneveld, maar elk woord er in is een klaar teeken. Hier lijkt soms de verwarring gewild; hier is meestal de inhoud onvoorwaardelijk ten dienste gesteld van den vorm. De waarde van het rhythme beheerscht de beteekenis der woorden. Daar is in dezen dialoog een sterk muzikaal element. Van de Velde vlecht door zijn gesprekken heen een muzikale adaptatie. De adaptatie boeit ons, bekoort ons, verbluft ons -- maar schaadt soms de duidelijkheid, zooals gebeurt wanneer een orkest te hard en te gecompliceerd een tooneelvertooning begeleidt.

II.

De auteur brengt ons in het huis van den markies Saturé de bel-esprit. Over de meubileering duidt hij geestig aan : "'t kan Louis XXX zijn". Een groote stilstaande klok domineert. In deze grijze verveling slaapt Chou, de huwbare dochter, te midden van haar poppen. Zij wacht op een man. Haar moeder, de markiezin, declameert sublieme verzen in 't Fransch. "Nele-Asschepoes" is in dit huis de meid.

Sinds een paar dagen is Lamme er aangekomen en als lakei aanvaard. Hier symbolen op te klaren, zal wel niet noodig zijn, meen ik, en zou mij overigens te ver brengen. Lamme spreekt Nele mysterieus aan, verklarende het nut van zijn lakei-rol, en dat in schoon oud-Vlaamsch zooals in een "kronijcke" :

Luister, kwijnende keukenprinses:

Alsoe ghecomen synde tot Vlanderen

metten Tijl ende noch enen anderen

reuse, ginc Lamme ten huyse van eenen markies.

Dies

soude hij worden lakei ofte cnechte.

Ende daer ie voor brood ende stuvers vechten

ende wercken moeste, so seide die Lamme

adieu tot syn vrinden, ende stramme

benen hebbende, reed hij op enen muyle

vandaan, sonder Tyl, sonder uyle.

Also gescieddet in den jare van onsen Here,

anno soveel...

Ende daer hij van honger groen ende sceel

siet, des bid voor Lamme syn siele, sere......

De markies komt te paard binnen (op een kartonnen paardje, natuurlijk!) Hij heeft voor Chou een man ontdekt en vertelt dat met onverholen geestdrift. De man verschijnt, nadat een bel weerklonk "als een Carolus". Tijl is het en zijn woord tot het volk luidt :

Rijstpap, suiker en krentenbrood .

Volk van Vlaanderen, er blijft geen nood!

'k Zal voor maag en beurze zorgen.

Morgen.

maar zijn liefdescène met Chou valt verkeerd uit -- want haar vertelt Tijl (een heerlijk gedicht is het) zijn eeuwige liefde voor Nele, en als dan Chou bescheiden aanmerkt, dat het verhaal zoo "tragique" wordt, roept Uilespiegel Brabo en Lamme er bij en doet het muffe poppetje in de horlogekast wegbergen. En daar verschijnt Nele. Omarming na eeuwenlange afwezigheid. Voor de Vlaamsche Asschepoes is de prins gekomen. Doch bij deze verwikkeling gaat de hooghartige Bel-esprit zich herinneren, dat hij een reïncarnatie is van Don Quichotte -- en het wordt tusschen hem en Tijl een fel-gerhythmeerd woordengevecht. Maar Tijl is geen windmolen : de woorden zetten zich om in slagen en steken. Chou roept "Maman !" in de horloge-kast. Zij duelleeren in een lichtcirkel. Tijl illustreert zijn "Touché's" met klare ronkende zinnen en zijn bijtende ironie treft diep als zijn zwaard. De markies ligt geveld en Tijl houdt Nele in zijn armen :

Ik zal u dragen gelijk een beeldeken

naar 't kerksken van onzen eigen thuis.

En, zegt de auteur, langzaam sluit zich het doek als wimpers over een melancolisch oog.

III

In III worden wij gebracht in den bar "Chez Chanteclair". Nu Tijl zijn Nele heeft teruggevonden, wil hij met haar zijn eigen huis betrekken. Daar is voor dit bedrijf trouwens een inleiding : drie chemisten ontleden een vlammetje, dat in de toekomst de ziel der menschen moet vervangen. Als rondom hunne zwarte gestalten, de bar opklaart, leggen zij mechanisch hun deftigheid af -- en verdwijnen in den dancing.

Hier, in dezen bar, heeft Lamme zijn Belleke weergevonden, als "serveuse". Hij spreekt haar aan met grenzenloozen weemoed, maar zijn liefde kan niet streng zijn ; zij zullen samen weggaan uit dit nest. Maar juist nu duikt de barhouder John op "gegarandeerd duplikaat van Ahasveer", die Belly opnieuw naar den dancing stuwt. Haar weerstand is te zwak om John te weerstaan... ze gaat, doch met andere bedoelingen dan de barhouder meent, want na eenige oogenblikken is ze terug, haar pakje in de hand ; en aan Lamme's arm danst ze de nieuwe wereld in. Juist op dit oogenblik stapt Tijl binnen, Tijl vol woede om de schending van het vaderhuis, Tijl als een andere Messias die de sjacheraars jagen wil uit den tempel. Hij rukt het uithangbord af en zet den "vroeden uil" van her op zijn plaats. Aan het volk moet nu de blijde boodschap verkondigd en vol geestdrift loopen Tijl en Lamme de straat op -- terwijl Nele en Belleken, als vergeten en verloren kinderen, opnieuw in de bar binnen sukkelen en Nele in den lokkenden kring valt van de drie chemisten-roulettespelers.

Ziehier een voorbeeld van de wijze, waarop hier dialoog wordt gevoerd. De chimisten zijn genummerd en bestoken Nele met volgende woorden :

I. Emancipatie.

II. Vrijheid.

III. Zelfbeschikking.

I. Dividend.

II. Abolitie.

III. Opbod.

Drank wordt haar geboden, dien zij na zwakke aarzeling aan de lippen brengt. Wijl ze drinkt, vallen de woorden der drie chemisten als slaapmiddelen in Nele's glas. Zij sluimert in. Als Tijl verschijnt en den feesttooi aanbrengt om zijn nieuw veroverd huis te sieren, vindt hij zijn bruid in diepen slaap gedompeld, slaap die duren blijft, slaap waartegen zijn woord niet bestand is, En als zijn razernij is botgevierd, valt hij ontzenuwd op Nele's stoelleuning en snikt : "Dat is 't einde..."

Belleken legt de festoenen rond de "schoone slaapster". Tijl weet, dat zijn weerkomst nu nutteloos was.. Hij moet weer weg. Zijn bruid hoort hem niet. En als Belleke vraagt, of dat slapen nog lang duren kan, antwoordt Lamme : "Mischien nog honderd jaar..."

Tijl rent weg, wanhopig, 't Vertelsel is uit, zegt Brabo, "Ik ga terug naar m'n voetstuk ... Zonder gedachte... Water spuiten op den kop van Antigoon... en vierkant mijn hielen vagen aan de wereld".

Lamme zal bij Nele blijven... "en met Belleken waken over heuren slaap".

IV.

Nu is Tijl terug op zijn ver en eenzaam eiland. De Vliegende Hollander heeft hem teruggebracht en hem zegt Tijl zijn stille melancolie,

Tijl

Hebt gij Nele's koets niet gevolgd ?

Hollander

Bij de begraving ?

Tijl

Almachtig schoon!

Driekleurig de kist. Nog nooit gezien,

Toen heb ik gevoeld dat ik oud ging worden.

Doch de fantasie van Van de Velde kleurt ook dit laatste beeld op met een reeks geestige verrassingen. Het rhythme van het spel luwt niet, en de dialoog is hier meer dan gelijk waar elders een vuurwerk van spiritueele zetten.

Hollander

Vlaanderen die Leu !

Tijl

'n Kinderprikkel

voor groote menschen. Ik slààp er in.

Hollander

Zelfs in uw slaap...

Tijl (amore furioso)

Heel warm gewikkeld in m'n heiligste overtuiging !

Hollander

Gij hadt minister kunnen worden

Tijl

Mocht niet van tante.

Hollander

Wie is die vrouw ?

Tijl

Moeder de gans.

Niemand minder dan Robinson Crusoë, "die hier zooveel is als burgemeester", komt Tijl begroeten. Daar weerklinkt kaffermuziek. De negers van het eiland willen Tijl huldigen als een fetisj. En alles ziet er uit om van een leien dakje te loopen -- als Ali Baba en zijn veertig roovers opdagen om Tijl in de boeien te klinken. De bandiet leest met zulke staatsie een soort aanhoudingsbevel af, dat Tijl hem roemt als "'n wonder-beest-in-toga voor de balie". Ali Baba's beschuldiging luidt dan klaar en bondig : poging tot massamoord ten huize genaamd "Chanteclair" -- waarop Tijl een antwoord geeft, dat den scherpsten spot van dit werk vervat en dat trouwens het heele spel in een duidelijker licht stelt. Het antwoord van Tijl luidt laconisch : "Vorst of Leuven ?". Daar liggen namelijk de gevangenissen waar de Vlaamsche politieke gevangenen worden opgesloten. Trouwens, deze Ali Baba zegt dan ook zijn echten naam : "Van der Zenne" en gij weet, de Zenne is een riviertje, dat door Brussel stroomt.

Maar ineens treedt Tijl buiten zijn berustenden humor en grijpt "brutaal als nonkel Breughel" Ali Baba vast, terwijl deze tevergeefs om zijn veertig roovers fluit. De schrikbarende bandiet moet hier het onderspit delven, wijl een neger melden komt, dat de burgemeester Crusoë met zijn trouwe neger-dorpelingen al de roovers heeft klein gekregen. Tijl zendt Ali Baba naar Crusoë's gerechtshof en proclameert :

Zondagsdienst voor vloot en landweer,

morgen vorm ik 't ministerie

Goeien avond. Wel te rusten.

En er komt over Tijl een groote weemoed. Hij knielt stil in den maneschijn voor het Onze-Lieve-Vrouwbeeld-je -- als ineens een fanfare dichtbij losbreekt. De negers willen "den grooten Manitou" huldigen, En ook de "wroede uil" laat nu zijn oogen vonken en leert :

Geen sant

in eigen land.

De afgevaardigde neger zwaait een bouquet en schreeuwt in de wanklanken der negerrhapsodie : "Getrouw aan de traditie !" -- maar Tijl blijft roerloos geknield voor het Onze lieve Vrouwbeeldje.

"En zoo eindigt de gekke historie, 'n Vervolg is niet uitgesloten."

Met deze woorden sluit de auteur zijn werk, dat inderdaad wel een beetje gek is, een beetje rammelt, maar anderzijds verbluffend rijke schoonheid biedt. In elk geval heeft Anton Van de Velde de Vlaamsche tooneelliteratuur verrijkt met een merkwaardig tooneelstuk, dat een schoon exempel is van het hedendaagsche zoeken, de tegenwoordige onzekerheid, maar ook van een onbetwistbaar kunnen.

De opvoering.

Deze met spanning afgewachte creatie was vanwege Johan De Meester jr. een consequente gevolgtrekking van de door hem gehuldigde regie-principes : "Wil het tooneel van heden waarlijk blijven de spiegel des tijds, wil het niet verbleeken naast de fantastische realiteit van het moderne leven, dan zullen de bouwers van tooneelkunst, zooals de constructeurs van locomotieven, stalen paleizen en luchtschepen, hun kracht moeten zoeken in een nieuwe eenheid, de rhythmische". Op het gebied van regie, mise-en scène en spel was het première van Tijl het merkwaardigste, dat wij in Vlaanderen te zien kregen, niet zoozeer dan om het verwezenlijkte zelf dan om den duidelijken opzet -- en dat het succès, dat na het tweede bedrijf bijvoorbeeld zeer groot was en dan voornamelijk ging naar de regie (de onbevredigden opperden over 't algemeen slechts bezwaren tegen het stuk, misschien wel gedeeltelijk ten onrechte) bewijst hoe voor de meest gedurfde procédé's hier in Vlaanderen inschikkelijkheid bestaat, die zich gauw omzet in enthousiasme -- ook al bleek het duidelijk, bij deze première, dat het publiek de vertooning eerder onderging als een soort roes, een zinnenberoovende schaaiering van kleuren op fel bewogen rhythme, waar er bezwaarlijk van begrijpen kon spraak zijn, of van ontroerd zijn, of van eenig medegevoel met wat de auteur heeft bedoeld uit te beelden in dezen symbolischen "Tijl" : de tragische geschiedenis van het Vlaanderen van heden.

Het is een eenigszins bevreemdende zaak, dat diegenen, die thans in het Vlaamsch tooneel-herleven het gevaar zien schuilen van "vorm-vernieuwing om vormvernieuwing", dit gevaar zoo duidelijk waarnemen in het werk van Teirlinck bijvoorbeeld en dit loochenen in het oeuvre van Van de Velde, die, naar het heet, zijn fantastische stukken bouwt op een sterker ethischen ondergrond, waar dan de tooneelbeelden zijner schepping logisch uit opgroeien -- want als Van de Velde onder al de Vlaamsche tooneelschrijvers degene is die schrijft met de meest panache, zijn jongste werk, het nec plus ultra van dezen verbliffenden schitterglans, is op het gebied van inhoud armer dan éénig ander tooneel-ekperiment der jongste jaren. De conceptie is prachtig, maar zoodanig verloopt de lijn van het onderwerp in de vele en sierlijke arabesken, dat wij ten slotte denken niets anders dan arabesken voor oogen te hebben, een schitterglans zonder meer. Trouwens, het vaak-troebele symbolisme helpt daarin mee. Om deze redenen heeft dit stuk m.i. in de evolutie onzer tooneelkunst minder waarde ook dan eenig ander werk van Van de Velde, minder waarde ook dan eenig werk van Teirlinck of zelfs -- om jongere acteurs te noemen --Nuances van Paul de Mont of Jeezabel van Schouteden. Tijl is een briljante anecdote, neergepend door een rijkbegaafden fantast in den rand van ons tooneelrenouveau. Men heeft er ten onrechte als etiket opgedrukt : het tooneelstuk van onzen tijd. Dat is het in geen geval -- wel een interessante proeve te meer, misschien de meest gedurfde tooneelproeve van onzen tijd, niet de best-geslaagde, want, hoewel literair hoogstaande en vol lyrischen "Schwung", dramatisch zwak gebouwd. Reeds het mengsel : Vliegende Hollander, Ahasveer, Don Quichot, Robinson Crusoë, Ali Baba enz. doet bedenkelijk aan, maar het verwarde in den bouw wordt onderlijnd door het rammelende in den tekst, waarvan de literaire overdadigheid in directe tegenspraak is met de "verantwoording" des auteurs, waarin het o.m. luidt dat hij bedoeld heeft, "Tijl" met een hamer te schrijven. "We loochenen geen emotie ! Maar wensen die niet langer vertokkeld op jichtig clavecimbel". Als wij deze beeldspraak overnemen die heelemaal in den toon is van het besproken stuk, dan kunnen wij Tijl vergelijken met een nerveuze pittoreske virtuosen-executie op een piano. Het was echter Johan De Meester jr., die den hamer hanteerde.

Van de Velde wordt veelal een zeer knap auteur genoemd. Knap is misschien het adjectief, dat bij zijn naam het minst past, Hij is begaafd, bezield, enthousiast, vernuftig, rijk. Knapheid onderstelt beheersching ; Van de Velde mist controle. Knapheid omvat ook constructieve eigenschappen ; Tijl mist climax. Knapheid beduidt evenwicht. In Tijl vinden wij naast verzen als deze :

Vloek voelde ik beven in heel m'n lijf;

't lag rond m'n hart een kuipersband

van geweldig verbijten die al de duigen

te prangen wist tot het in mij werd

'n reuzenmiserie......

spitsvondigheden als deze :

Brabo, schrijf op! 't Is verkipte kalkoen ,

Verkalkoende kip, 't is een koene kal,

't Is eene kallende kip, 't is een koene kalkoen,

't Is een kallende koene kip-kalkoen.

Wel is hij vrij van alle pathos ; deze eigenschap heeft hij Rostand gelaten. En zijn humor is des te deugdelijker, doordat hij weinig wrang aandoet. En toch, ook in het gehalte der geestigheden dient onderscheid gemaakt. Naast leuke vondsten als de verklaring van Brabo, die, na het mislukte avontuur in Vlaanderen, zegt terug te keeren op zijn voetstuk om er water te spuiten op den kop van Antigoon, vinden wij ook opmerkingen in dezen aard : "Fox populi, Fox dei". Het is misschien de overdaad van zulk soortigen esprit vooral, die het werk doet rammelen. Het ziet er vaak uit, Van de Velde in zijn stuk gewoon alles ingeschoven heeft, wat maar eenigszins zijn geest doorflitste ("Allah is groot, en Tijl Uilespiegel is zijn profeet !") wijl hij zijn fantastischen waagtocht ondernam in het gezelschap van den Tijl zijner verbeelding. Een gevolg hiervan is, dat deze Tijl ontzettend praat. Geheel zijn actie is gepraat. Zelfs in zijn duel met den Don Quichot-markies gebruikt hij "woorden". Hij verschijnt in een woordenvloed, en wanneer eens de urne zijner welsprekendheid is uitgeput verdwijnt hij, (Is dat in III wel zeer moedig ?) en het bedrijf is uit, het stuk is uit...

De vertooning was een verrassing op velerlei gebied. Zij begon een uur over tijd en in de pauze kwam men ons zeer ernstig melden, dat het gezelschap dien avond het stuk, dat vier bedrijven telt, in drie bedrijven spelen zou. Verbazing -- maar dan nog onderstelden sommige eenvoudigen, dat hiermee bedoeld werd, dat men de twee laatste bedrijven zou ineensmelten. Niemendal. Het vierde bedrijf is gewoon weggevallen -- verschijnsel zonder voorgaande, even nieuw en verbluffend als de enscèneering -- en het ergste voor het stuk is, dat weinigen na III nog meer schenen te verlangen ; de geestdrift na II was volledig geluwd. Niet het late uur alleen is daar de schuld van; wel het feit, dat elk "kapittel" inderdaad een soort afdoende episode zijn kan, waarvan een vervolg niet noodzakelijk is, zooals evenzeer na het laatste bedrijf een vervolg ook niet is uitgesloten. Ik begrijp, dat de regisseur na III wenscht op te houden ; maar ik begrijp ook, dat de auteur er van houdt, dat zijn laatste bedrijf worde gespeeld. Men heeft hem, bij de vertooning in het sumptueuze Trocaderopaleis te Brussel, waarheen nochtans een uitgelezen en talrijk publiek in de beste stemming was gekomen, een slechten dienst bewezen. Want het 4de bedrijf sluit wel de idee van het stuk af en klaart bovendien allerlei symbolen op, waarvan de onduidelijkheid nu menigeen ontmoedigde. Het stuk, zooals het werd geschreven en trouwens in boekvorm verscheen, is een goed-gemaakt drieluik-stuk (geestig is dat Van de Velde door de Vlaamsche critiek om den origineelen vorm van zijn stuk wordt afgezonderd van de schrijvers van drieluik-stukken), dat zich alleen hierdoor van stukken als De man zonder lijf en Nuances onderscheidt, dat het centrale middenpaneel niet één maar twee bedrijven telt. Door de terugkomst van Tijl op het eiland te laten wegvallen, breekt men het kader -- en het is niet omdat het schilderij zelf nogal troebel is, dat men ook een stuk van het kader moet afnemen. Dat was een fout. Bovendien biedt men op die wijze aan het Vlaamsch publiek een slot, dat weinig aanmoedigend is : Nele (Vlaanderen) die insluimert, misschien nog wel voor honderd jaar, wat de voornaamste reden er van zijn zal, zoo dit stuk, waarvan het onderwerp kon triomfen uitlokken, niet den volkschen bijval verwerft, dien de leiders van het "Volkstooneel" vermoedelijk hebben verwacht.

Johan De Meester jr. heeft met deze vertooning zijn reputatie onder het Brusselsch publiek (ook veel Fransch-sprekenden waren in de zaal) schitterend bevestigd. Hij heeft het briljante van dit stuk onderlijnd door een even bewogen, rumoerige regie. Het kan niet gezeid, dat op die wijze het stuk "gediend" werd. Ook thans was de tekst voor De Meester slechts een soort "notwendiges Uebel" in de gerhythmeerde compositie, waardoor oog en oor voortdurend waren gestreeld, maar waarvan dan -- vooral voor den gewonen schouwburgbezoeker -- weinig emotie uitging. De sterk-geprononceerde muzikale adaptatie, leuk-moedwillig en vaak meesterlijk georchestreerd, en dan de dictie der spelers, waardoor het parlando werd opgewerkt tot een bewogen kadans van klanken, hadden voor gevolg dat weinig tekst over het voetlicht heen kwam. Dit was de groote antithesis dezer vertooning : eenerzijds de overdadige weelderige tekst, anderzijds het moedwillig wegmoffelen er van, het onderschikken er van aan plastische regievondsten in décors van René Moelaert, geestige bouwsels, waaruit alle conventie was gebannen en zoo geschikt, dat er naast horizontale bewegingen ook op- en afgaande bewegingen mogelijk waren.De tooneelruimte was werkelijk gevuld. Er werd gespeeld op verschillende plannen. Als voorbeeld haal ik aan het décor van II, interieur ten huize van Saturé de Bel-Esprit. In een omheining van gordijnen stond een staketsel gebouwd, waarop dan de huiskamer zonder wanden, met alleen in het midden de groote stilstaande klok. Op het verhoog de meubelen. Een persoon, die opkwam, zagen wij eerst verschijnen in de gordijnen-omgeving en dan langs een trap het staketsel bestijgen (noch de ladders noch het houtwerk van het verhoog waren gecamoufleerd). Vooraan was dan de keuken, waar Nele-Asschepoes te droomen zit in de diepte. En aan den anderen kant van het verhoog kon de knecht Lamme Goedzak gerust hout zagen, alsof hij zich op den koer bevond. Dit gaf zelfs aanleiding tot een eenig-leukig tooneeltje. Wijl de precieuse markiezin Fransche verzen voordroeg, wist Lamme telkens op het gepaste oogenblik met de zaag in te vallen. Lach-succès. Het slot van II, het duel van den markies, was buitengewoon merkwaardig. Hij staat boven op het verhoog in een lichtcirkel, wijl Tijl onderaan in een hoorn de "woorden" van het gevecht schreeuwt naar het publiek. Het heele tweede bedrijf trouwens was een prachtige regie-demonstratie, een hoogtepunt zonder voorgaande in de prestatie's van het "Vlaamsche Volkstoneel".

9-2-26.

Items that may be related to this text

  1. ◼◼◻◻◻ Lode Monteyne: Anton van de Velde: ... 1926
    don quichotte • Anton Van de Velde • nele • Christoffel • De zonderlinge gast • Tijl • vlaanderen • velde • vlaamsche • auteur • tijl • woorden • bedrijf • Herman Teirlinck • (date-year) 1926
  2. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Piet Langendijk : "D... 1926-07-15
    Anton Van de Velde • don • vertooning • Vlaamsch Volkstooneel • vlaamsche • Tijl • Johan De Meester jr. • (author) Willem Putman • Reinaert De Vos • (date-year) 1926
  3. ◼◼◻◻◻ Willem Putman: Nawoord... 1927-09-21
    Anton Van de Velde • Paul de Mont • Jezabel • Nuances • Vlaamsch Volkstooneel • Tijl • Johan De Meester jr. • meester jr • Herman Teirlinck • Ward Schouteden • (author) Willem Putman
  4. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Het Vlaamsche Volkst... 1938-11-30
    Anton Van de Velde • vertooning • tijl • Edmond Rostand • velde • Vlaamsch Volkstooneel • Tijl • bedrijf • Johan De Meester jr. • (author) Willem Putman • muzikale adaptatie
  5. ◼◻◻◻◻ Brunclair: De twee volkstooneel... 1930-01
    Anton Van de Velde • Tijl • vlaanderen • velde • Vlaamsch Volkstooneel • tijl • Johan De Meester jr.
  6. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: De Lucifer van Johan... 1937
    vertooning • Vlaamsch Volkstooneel • Tijl • bedrijf • Johan De Meester jr. • meester jr • (author) Willem Putman
  7. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Alph. Laudy : "De Pa... 1926-03-24
    Paul de Mont • Vlaamsch Volkstooneel • Tijl • Johan De Meester jr. • (date-year) 1926 • (author) Willem Putman
  8. ◼◻◻◻◻ Willem Putman: Johan De Meester jr... 1929-07-07
    Anton Van de Velde • vertooning • vlaanderen • Vlaamsch Volkstooneel • Johan De Meester jr. • meester jr • Herman Teirlinck • (author) Willem Putman
  9. ◼◻◻◻◻ Anon.: Tooneel te Brussel: ... 1926-12-12
    Anton Van de Velde • Tijl • nele • tijl • bedrijf • Johan De Meester jr. • (date-year) 1926
  10. ◼◻◻◻◻ Lode Monteyne: Paul de Mont: "Nuanc... 1926
    Paul de Mont • Nuances • auteur • bedrijf • Herman Teirlinck • (date-year) 1926